had, dat een deel van het haagsche garnizoen daarheen gezonden was, een bemiddelend voorstel. Dit hield in, dat iets dergelijks den president vergund zou worden onder bepaling, dat een garnizoen van zekere sterkte in den Haag moest blijven tot bescherming der vergadering. Nadat de handelwijze van den president was goedgekeurd, werd het voorstel van Pasteur commissoriaal gemaakt.
Op 18 Juni 1796 werd hij met Lestevenon afgevaardigd naar Parijs om te trachten, bij de vredesonderhandelingen tusschen Frankrijk eenerzijds en Oostenrijk en de duitsche Staten anderzijds in het belang der Bataafsche Republiek te werken. Ook dit heeft geen gevolg gehad. Zijn lange afwezigheid was oorzaak, dat uit de verslagen der vergaderingen weinig van zijn werkzaamheid blijkt. In de vergadering van 19 Dec. 1796 kwam een adres van een groot aantal inwoners van het district Strijen in, waarin gevraagd werd, dat de gekozen eerste plaatsvervanger in zijn pIaats zou mogen optreden. Hieraan is evenwel niet voldaan.
Hij werd 2 Aug. 1797 herkozen en werd in de eerste bijeenkomst der nieuwe vergadering 1 Sept. tot haar voorzitter gekozen. Hij bleef dit tot 18 d.a.v. Hij was een van de 28 leden, die bij den staatsgreep van 22 Jan. 1798 gevangen genomen werden, eerst op de Voorpoort en sedert 3 Febr. in het Huis ten Bosch. Na den tweeden staatsgreep van 12 Juni d.a.v. kwam hij 14 Juli vrij. Op 28 Aug. 1798 werd hij gekozen tot secretaris van dc Tweede (= onze Eerste) Kamer.
Na den derden staatsgreep van 19 Sept. 1801 werd deze Kamer met ingang van 17 Oct. d.a.v. ontbonden. Er werd toen door het nieuwe Staatsbewind een Vertegenwoordigend lichaam ingesteld, dat Pasteur 3 Nov. tot zijn secretaris koos. Dit bleef hij tot zijn overlijden.
Hij schreef: Beknopte natuurlijke historie der zoogdieren (3 dln., Dordr. 1801) en ongeveer 300 kleine opstellen. Hij vertaalde: M. de Florian, Numa Pompilius (Amst. 1780); le Vaillant, Reizen in de binnenlanden van Africa (5 dln. met platen, Leiden en Amst. 1791-1798); Mercier, Het jaar 1440 (3 dln., Amst. 1794); J. Cook, Reizen rondom de wereld (13 dln., met platen, Amst. en Haag 1795-1808); B. Faujas de St. Fond, Natuurlijke historie van den St. Pietersberg bij Maastricht (Amst. 1801-1804); en meer dan 50 andere boekdeelen.
Zijn zoon en naamgenoot, bekwaam genie-officier, die evenwel betrokken was in de knoeierijen bij vestingbouw, waarvoor Kraijenhoff (dl. II, kol. 719) ten onrechte is aangeklaagd, heeft een handboek over zijn vak geschreven.
Zijn portret is gegraveerd door Chrétien, R. Vinkeles en een onbekend kunstenaar.
Ramaer