Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 9
(1933)–P.J. Blok, P.C. Molhuysen– Auteursrecht onbekend
[pagina 756]
| |
getreden bij de O.I.C., komt hij in 1664 voor, dus reeds op 21-jarigen leeftijd, als onderkoopman aan de kust van Coromandel. In 1668 is hij secunde te Golconda, later hoofd te Bimilipatnam en factuurhouder te Masoelipatnam. In 1674 is hij te Batavia, waar hij benoemd wordt tot kassier van de generale ontvangst (1676), tot factuurhouder in den rang van koopman (1678), tot provis. tweeden opperkoopman (Febr. 1679), tot eersten opperkoopman op het kasteel (Maart 1681), tot ontvanger-generaal (27 Oct. 1682) en tegelijk tot shahbandar of havenmeester. In Nov. 1689 repatrieerde hij op het schip ‘Nederlant’ als commandeur der retourvloot van 16 schepen. Hij vestigde zich te Amsterdam. Om zulk een snelle carrière te maken beschikte hij, behalve over mogelijke persoonlijke eigenschappen, over veelvermogende familierelaties, die hij gekregen had door zijn huwelijk met Ida Chastelein, zuster van Cornelis (dl. VIII, kol. 278) en van Machtelt. Cornelis Ch. was gehuwd met Catharina, dochter van Corn. Qualbergh, lid van den Raad van Indië en van Henriëtte Chastelein, terwijl Machtelt (ook geb. te Nantes) getrouwd was met Daniël Parvé, broer van Jan. Met den G.-G. Speelman (1681-84) stond hij blijkbaar op goeden voet, daar hij tot een zijner exec. testam. werd benoemd, terwijl Camphuys (1684-91) Jan's twee zoontjes in zijn testament zeer rijkelijk bedacht. Zie: de Haan, Priangan I; Valentijn, I, 210; naar aanteekeningen van J.C.E. Bartelds. Kossmann |
|