gaan. Zijn echtgenoote schijnt spoedig overleden te zijn, want reeds in Dec. 1585 gaat hij een tweede echtverbintenis aan met juffer Catharina Roberts, ‘naghelatene weduwe van wylant Capitein Steven van Zuilen’, welk huwelijk te Edam werd gesloten. Terzelfdertijd neemt hij ontslag uit zijn betrekking te Zwolle en verplaatst zijn domicilie naar Enkhuizen, waar hij den 5en Febr. 1586 tot stadsdokter benoemd wordt op een jaarwedde van ƒ 150 zonder huishuur.
In 1591 doen de curatoren der leidsche universiteit hem het voorstel, ‘de opsicht of prefecture te hebben vande cruythof ter medicynen’ daar ter stede, op een jaarlijksch salaris van ƒ 400, welk aanbod door Paludanus van de hand wordt gewezen. Het jaar hierop is hij in Engeland (1592) en in het begin van 1597 maakt hij met zijn echtgenoote een reis naar Duitschland om den hertog van Brunswijk en den landgraaf van Hessen te bezoeken.
Uit het huwelijk met zijn tweede vrouw moeten minstens acht kinderen zijn geboren, nl. drie zoons en vijf dochters. Vier zijner kinderen, nl. twee zoons en twee dochters, zijn hem in den dood voorgegaan, evenals de moeder zelve. Want den 6en Sept. 1618, op bijna 67-jarigen leeftijd, is Paludanus nog voor den derden keer getrouwd, thans met een zekere Hilleken ten Loo, oud 45 jaar, geboortig van Deventer en wonende te Amsterdam. Deze echtverbintenis moet van zeer korten duur geweest zijn, want spoedig was hij opnieuw weduwnaar.
Den 9en Juni 1628 maakte hij zijn testament ten overstaan van notaris Codde te Enkhuizen. Hij overleed aldaar den 3en Apr. 1633, oud ruim 82 jaar, en werd den 11en Apr. in de Zuiderkerk begraven. In 1635 werd hem door zijn kinderen in genoemde kerk een epitaphium opgericht.
Bern. Paludanus heeft zijn vermaardheid niet te danken gehad aan zijn medisch beroep, want hieromtrent is niets bijzonders bekend. Daarentegen staat zijn roem in verband met het bezit van zeer waardevolle verzamelingen van naturalia, kunstvoorwerpen, ethnographica en rariteiten, die hij uit alle deelen der wereld in zijn woning te Enkhuizen had samengebracht. Zoowel zijn ‘Naturaliën-kabinet’ als zijn ‘Kunstkamer’ waren destijds zóó beroemd, dat men zelfs uit het buitenland naar Enkhuizen kwam, om dit alles in oogenschouw te nemen. Wat hij allemaal in zijn verzamelingen had, is volledig bekend, want een eigenhandig geschreven catalogus is bewaard gebleven.
Na zijn dood hebben zijn erfgenamen getracht de wijdvermaarde collecties ‘in openbare opveylinghe ofte uyt de handt’ te verkoopen, wat niet gelukt is. Eerst achttien jaren later - in 1651 - werden zij aangekocht door hertog Frederik III van Sleeswijk-Holstein, die ze inlijfde in zijn gottorpische kunstkamer, die in 1759 naar Kopenhagen werd overgebracht.
Behalve het reeds genoemde handschrift van den catalogus is ook nog Paludanus' album amicorum bewaard gebleven, waarin duizenden namen geschreven staan. Verder bestaat nog een vrij groot aantal brieven van zijn hand, waarvan maar enkele gepubliceerd zijn. De librye in de Westerkerk te Enkhuizen bezit sommige boeken die, volgens inscriptie, aan Paludanus toebehoord hebben.
Gedrukte eigen werken heeft hij ons niet nagelaten; wél heeft hij een werkzaam aandeel gehad bij de totstandkoming van Linschoten's Itinerario, dat in 1596 voor het eerst verscheen. Van de 99 capittelen waaruit het eerste gedeelte be-