Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 9

[Nijvenheim, Johan Gijsbert Ludolf Adriaan van Neukirchen genaamd]

NIJVENHEIM (Johan Gijsbert Ludolf Adriaan van Neukirchen genaamd), heer van Driesberg, Mook, Kessel, Eck en Wiel (1736), geb. op het huis Driesberg 5 Febr. 1705, overl. te Nijmegen 22 Mei 1792, zoon van Wolter Godfried (die volgt) en Albertina van Tengnagell. Hij was vice-president van het Hof van justitie van het hertogdom Cleef en Mark en director der kleefsche ridderschap, waarin hij in 1726 was geadmitteerd; hij werd 5 Sept. 1727 na den dood zijns vaders met den Musschenberg beleend. Zijn admissie in de geldersche ridderschap bleef 1730-50 hangende, en kon slechts plaats hebben door tusschenkomst van den Prins-erfstadhouder; daarin geadmitteerd 25 Nov. 1750. In 1751 verkocht hij de heerlijkheden Driesberg, Kessel en Mook aan den wegens moord voortvluchtigen Gijsbert Willem van Dedem van den Berg. In 1771 staat hij, als lid der ridderschap, vermeld als hoogheemraad van het rijk van Nijmegen en extra-ordinaris-gedeputeerde bij het college van de Staten-Generaal der Vereenigde Nederlanden. Als ouderling der gemeente Eck en Wiel werd hij 21-22 April 1760 naar de classis te Tiel afgevaardigd. Den 13 Dec. 1771 deed hij ten behoeve

[p. 725]

van zijn zoon Evert Jan afstand van de heerlijkheid Eck en Wiel en vestigde zich te Nijmegen. Hij was te Eck 18 Sept. 1731 (met attestatie van Goch, Nijmegen en Tiel) gehuwd met Seyna Margaretha van Wijhe, vrouwe van Eck en Wiel, geb. te Tiel 4 Maart 1714, overl. te Nijmegen 2 Dec. 1787, dochter van Evert Jan v.W. en Hendrina Hermina Bentinck tot Aller. Uit hun huwelijk werden tien kinderen geboren o.a. Wolter Godfried Albert Dirk, geb. te Tiel 20 Nov. 1732, overl. te Parijs in 1781, kapitein van de hollandsche gardes, daarna fransch kolonel van het régiment royal liégois; Henriëtte Anne Christine, geb. te Tiel 30 April 1734, overl. te Nijmegen 25 Jan. 1813, huwde in Juni 1781 August Hendrik Christiaan graaf van Rechteren, heer van Borgel en Rhaan (geb. 31 Oct. 1726, overl. te Zwolle 9 Juni 1798, majoor van de infanterie, commandeur van de duitsche orde 1791); Evert Jan (die voorgaat); Lambert Jan Berend (die volgt); Seyna Alexandrina, geb. te Tiel 17 Maart 1745, overl. aldaar 19 Dec. 1819, huwde in 1777 Jacob Derk van Brakell (geb. 22 Nov. 1736, overl. te Tiel 17 April 1790, geadmitteerd door het kwartier in de ridderschap van Nijmegen 3 Mei 1759, richter van Tiel); Karel Anton Hendrik, geb. te Tiel 20 Oct. 1739, overl. op reis naar Oost-Indië te Rochefort 5 Jan. 1773; Dorothea Charlotta, geb. 1749, overl. 21 Mei 1785, huwde 21 Juli 1778 Otto graaf van Quadt tot Wickeradt, later Wickeradt en Isny (1803), heer van Wickeradt en Swanenburg (geb. te Düsseldorf 14 Juni 1758, overl. 19 Jan. 1829, geadmitteerd in de ridderschap van Nijmegen 25 Oct. 1780, in de ridderschap van Gelderland 7 Oct. 1814, erfdrossaard en erfhofmeester van het vorstendom Gelder en graafschap Zutphen, kommandeur van de duitsche orde); Louisa Francoline (geb. te Tiel 18 Mei 1752, overl. te Darmstadt 16 Dec. 1829), huwde te Hees in 1783 Frans Karel van Randwijk (geb. op de Poll te Huissen 13 Febr. 1741, overl. op de Plak 1 Nov. 1797, begr. Bemmel, geadmitteerd in de ridderschap van Nijmegen 16 April 1764, daaruit ontslagen 30 April 1773; ging naar Oost- en West-Indië, werd later controleur van de convoyen en licenten te Nijmegen).

Zie: W.J. d'Ablaing van Giessenburg, De Ridderschap van Nijmegen, 395, 408, 415, 430; Heraldieke Bibliotheek N.R.I. (1879), 144-147; A.P. van Schilfgaarde, Register op de leenen van het Huis Bergh (Arnhem 1929), 293; Mededeelingen van W.J. Bijleveld te Leiden, d.d. 23 Sept. 1930.

Verzijl