gedurende zes maanden te Amsterdam werkzaam. Op 2 Jan. 1596 werd hij uit Leiden verbannen. Sedert preekte hij in verschillende steden van Holland, en hij ontving in Nov. 1596 een aanstelling als ‘kwartierprediker’ te Woerden, Bodegraven, Gouda en Rotterdam. Hij woonde toen te Gouda. In 1601 te Leiden beroepen tot vast predikant, mocht hij zich daar nog niet vestigen. Zoo bleef hij zwervend tot 1611. Na zijn dood gaf Arnoldus Glaserus (zie dl. II, kol. 481) van hem uit: Passie, of het lijden en sterven onses Heeren Jezus Christus .... in seven sermoonen (Leyden 1613).
Zie: J. Loosjes, Naamlijst van predikanten enz. der Luth. Kerk van Ned. ('s Gravenh. 1925), 229v.; J.W. Pont, Het Lutheranisme in Ned. vóór 1618 (Haarl. 1911), 385 v., 393, 430, 493, 508 v., 512, 514 v., 532, 534 v., 545.
Knipscheer