[Mulrepas, Willem van]
MULREPAS (Willem van), heer van Rimburg, in oorkonden vermeld 1253-95. Hij was den 13 Maart 1253 getuige van Walram IV hertog van Limburg, toen deze Elisabeth van Brabant, weduwe van Gerard heer van Wassenberg, met diens nagelaten goederen beleende; en eveneens den 20, Maart 1258, toen deze hertog zijn in het graafschap Daelhem gelegen goederen aan Hendrik III hertog van Brabant verkocht. Den 28. Jan. 1269 bleef hij met Hendrik III graat van Luxemburg en andere graven en ridders, op boete van 10.000 keulsche mark, borg er voor, dat Walram IV hertog van Limburg, die door de Keulenaars voorloopig voor drie weken uit de gevangenschap was ontslagen, niets vijandelijks tegen die stad zou ondernemen, en na zijn verlof wederom in de gevangenis terugkeeren moest, en in geval deze in gebreke zijner belofte bleef, zouden zijn borgen, de edellieden acht dagen, en de ridders en burgvoogden vier dagen, na gedane opeisching, zich deels naar Keulen, deels naar Aken, deels naar Duren en deels naar Gulik in gijzeling begeven totdat de 10.000 mark betaald zouden zijn. Den 12. Dec. 1282 was hij getuige van Willem IV heer van Horn en diens gelijknamigen zoon, toen deze aan de rijksabdij Thorn verkochten en afstand deden van alle belastingen en beden, die eerstgenoemde heer, als voogd van het land van Thorn, aldaar kon heffen. Hij wordt in die akte dominus Molrepais senior, miles genoemd. Hij nam onder de vazallen van den hertog van Limburg een aanzienlijke plaats in, maar werd desniettemin zeer gevreesd door de kooplieden, die zijn slot, dat een echt roofnest was, moesten passeeren. Het was in dien tijd met de veiligheid zeer slecht gesteld. De ridders vergenoegden zich niet alleen er mee, reizigers en kooplieden uit te schudden en te mishandelen, maar sleepten hen ook naar hun burgen, waar zij in de diepste torenkerkers werden geworpen, om zoodoende van hun bloedverwanten losgelden te kunnen afpersen. In 1278 sloeg hertog Jan I van Brabant
het beleg voor het kasteel Rimburg, nam het na een zwaren strijd in en liet de vestingwerken er van grootendeels slechten. Willem van Mulrepas, die in 1278 drost van Limburg werd, koos in den opvolgingsstrijd over dat hertogdom (1283-88) de partij van hertog Jan I van Brabant. Deze strijd werd door den slag van Woeringen (5 Juni 1288) ten gunste van den hertog van Brabant beslist. Den 9. Juni 1292 verklaarde hertog Jan I van Brabant van den graaf van Vlaanderen, voor Arnold den Jonge van Julemont, heer van Wittem, en voor Willem van Mulrepas 5000 tournoisen ontvangen te hebben. Waarschijnlijk leefde Willem nog in 1295, daar hij in een oorkonde van 3 Febr. van dat jaar nog genoemd wordt met zijn zoon Hendrik (die voorgaat). Behalve deze had hij een dochter Jutta, die met Arnold II van Julemont, heer van Wittem (vgl. VII, kol. 1330) huwde.
Zie: S.P. Ernst, Histoire du Limbourg VI, 249, 268, 291, 298, 307, 416; Ed. Rosenkrantz, Julemont in Maasgouw (1895), 7; Jos. Habets, De archieven van het kapittel der hoogadellijke rijksabdij Thorn I (1889), 54-56 (oorkonde 62); Rijmkroniek van Jan van Heelu, ed. J.F. Willems (Brussel 1836), 44, 59, 127, 137, 144; H. Hanssen, Die Rimburg (Aachen 1912), 70-82, 315-316.
Verzijl