[Mulrepas, Hendrik van]
MULREPAS (Hendrik van), heer van Rimburg, in oorkonden vermeld 1287-1323, zoon van Willem (die volgt). Hij wordt het eerst vermeld in 1287, toen de zonen van den voogd van Eijs verklaarden op aansporing van den ridder van Scharnoite en van den edelen Hendrik Mulrepais het Mariastift te Aken in het rustig bezit van zijn hof en de overige goederen te Gulpen te laten. Den 5. April 1289 deed hij afstand van verschillende vorderingen aan keulsche burgers en in 1290 was hij getuige van Jan I hertog van Brabant, toen deze aan Arnold II den Jonge van Julemont, heer van Wittem, den hof te Epen schonk. In 1291 bezegelde hij mede een oorkonde van Lambert van Strijthagen, Jan van Retersbeek, Jan van Patteren en anderen; en den 3. Febr. 1295 met zijn neef Willem van der Kemenade de oorkonde door welke Arnold II van Wecham (Wittem) het klooster Val-Benoît zijn goederen te Simpelveld schonk, welke hij door ruil met Hendrik van Mulrepas had verkregen. Hij overleed in 1323 en werd als heer van Rimburg opgevolgd door zijn schoonzoon Gerard van Merode, echtgenoot zijner dochter Wilhelmina, die 24 Maart van genoemd jaar de beleening ontving met den burg en de heerlijkheid Rimburg.
Zie: Quix, Beiträge zur Geschichte des Kreises Eupen, 46; Chr. Butkens, Trophées etc.,