[Michiels van Kessenich, jhr. Mr. Frans Bernard Hubertus]
MICHIELS VAN KESSENICH (jhr. Mr. Frans Bernard Hubertus), geb. te Roermond 22 Juli 1802, overl. aldaar 1 Juni 1881, was de tweede zoon van H.J. Michiels van Kessenich, die volgt, en C.J. Bosch.
Hij studeerde in de Zuidelijke Nederlanden en zette zich na zijn promotie neder als advocaat te Maastricht.
Op 3 Juni 1828 werd hij door de ridderschap van Limburg tot lid van de Staten dier provincie gekozen. Na den opstand nam hij, als nederlandschgezind, geen deel aan nun beraadslagingen. Bij de samenstelling der Staten van de nederlandsche provincie Limburg bij Koninklijk besluit van 6 Oct. 1840 werd hij lid voor de ridderschap en 15 d.a.v. werd hij benoemd tot lid van Gedeputeerde staten. Op 17 Jan. 1847 werd hij benoemd tot districtscommissaris te Roermond en verhuisde hij dus daarheen. Maar reeds 8 Aug. 1847 werd hij op voordracht der Staten van Limburg door den Koning tot griffier dier Staten benoemd onder eervol ontslag als commissaris. Hij verhuisde nu weder naar Maastricht. Op 13 Juli 1859 kozen de limburgsche Staten hem tot lid der Eerste Kamer. Hij stemde, hoewel liberaal, op 15 Sept. 1870 tegen de afschaffing der doodstraf en op 7 Aug. 1878 tegen de wet-Kappeyne (dl. III, kol. 670) op het lager onderwijs.
In 1877 aan de beurt van aftreding, werd hij vooral uit persoonlijke achting herkozen.
Hij huwde 9 Nov. 1829 zijn nicht Jeanne Françoise Pauline Michiels van Verduynen, geb. 10 Juli 1808, overl. 28 Nov. 1876, bij wie hij 2 zonen had.
Ramaer