westfriesche steden geld laten munten met het opschrift Moneta Nova Domini Westfrisiae. (Nieuwe Munt der Heerlijkheid West-Friesland en het bezit van een eigen munt was een afdoend bewijs der souvereiniteit.
De westfriesche steden nu wilden dezen toestand bestendigen en stelden in 1589 Maelson aan tot syndicus of advocaat van West-Friesland. Deze ijverde er sterk voor om het oppergezag van het gewest te handhaven. Hij wilde de steden van het Noorderkwartier wegens haar nabijheid en omdat zij van het begin van den opstand af waren samen gegaan wel als leden van het gewest blijven aanmerken, maar Medemblik moest onmiddellijk volgen op Hoorn en Enkhuizen en Purmerend kon niet ter vergadering worden toegelaten als zijnde een heerlijkheid van het Huis van Egmond. De Staten van Holland en prins Maurits besloten een vergadering te Alkmaar bijeen te roepen om de geschillen bij te leggen. Met veel moeite gelukte dit ten slotte onder allerlei overgangsbepalingen en door de benoeming van Maelson tot lid van den nieuw opgerichten raad van Zijn Excellentie den stadhouder, waarop hij zijn ambt als syndicus neerlegde.
Behalve als staatsman maakte Maelson zich verdienstelijk door het bevorderen der zeevaart, waarvan hij veel studie had gemaakt. Met raad en daad steunde hij zijn stadgenoot L.J. Waghenaer bij het opstellen en uitgeven van het belangrijke werk De Spieghel der Seevaert (1584 en 85), dat ook in het Engelsch werd vertaald.
Aan den tocht om een noordelijke doorvaart naar China en Indië te zoeken in 1594 nam, door de krachtige medewerking van Maelson, ook een schip van Enkhuizen deel en een der ontdekte eilanden ontving dan ook den naam Maelsons Eiland. In 1596 werd hij aangezocht om deel uit te maken van een gezantschap naar Koning Christiaan IV van Denemarken om dezen geluk te wenschen met zijn kroning en te verzoeken de privileges, door zijn voorgangers aan de Nederlanders toegestaan, te bestendigen.
Als medewerker van Prins Willem en vriend en geestverwant van Oldenbarnevelt heeft Maelson, in de moeilijke jaren van de vestiging van het gemeenebest belangrijke diensten bewezen.
Aan het huis in de Breedstraat, waarin Maelson gewoond had, werd zijn beeltenis aangebracht.
Zijn portret is gegraveerd door J. Houbraken naar J.H. Wierix, door J.H. Wierix en door J.F.C. Rechleben; het is afgebeeld bij Brandt en Centen, Historie van Enkhuizen en Wagenaar, VIII.
Zie: Bor., Ned. Hist. XX, 57, 63, XXV, 7, XXVI, 56, 57, XXXI, 69, XXXIII, 57; Velius, Chronyk van Hoorn, 470; Brandt en Centen, 309; Eikelenberg, Alkmaar, 393; Wagenaar, VII, 79, 83, 204, 512, VIII, 90, 322, 325; Abbing, Vervolg op Velius, II, B 25; Beeloo, Noord-Holland, 306, 307, 311; Motley, The United Netherlands I, III.
Wijdenes Spaans