[Lycklama à Nijeholt, jhr. Tinco Martinus]
LYCKLAMA À NIJEHOLT (jhr. Tinco Martinus) (2), geb. te Beetsterzwaag 9 Juli 1837, kinderloos overleden te Cannes 7 Dec. 1900, zoon van jhr. Jan Anne, hiervoor, en van jkvr. Y.H. van Eysinga.
Hij werd in 1854 student te Utrecht en 10 Sept. 1856 te Groningen, legde zich daarna te Genève op het Italiaansch toe, bezocht verschillende duitsche steden, voorts Florence, Milaan, Venetië, Genua, Arles, Nimes, Avignon en Londen en ging daarna over Malta naar Tunis en Algiers. Te Parijs oefende hij zich een geruimen tijd in het Arabisch en aanvaardde toen over Berlijn en St. Petersburg zijn reis naar het Oosten, waar hij zich geruimen tijd te Tiflis ophield om het Perzisch te leeren. Na dezen grooten tocht verscheen zijn werk: Voyage en Russie, au Caucase et en Perse, dans la Mésopotamie, le Kurdistan, la Syrie, la Palestine et la Turquie, exécuté pendant les années 1865, 1866, 1867 et 1868, par T.M. chevalier Lycklama à Nijeholt (Paris-Amsterdam 1872-74, 3 vol.). Dit werk trok veler aandacht, o.a. van J.K. de Jonge, die in Tijdschr. Aardr. Genootsch. I, 143, een artikel plaatste: Verslag van de reis van jkr. T.M.L. à N. door Perzië in 1866, met een Overzicht van den vroegeren handel der Nederl. met Perzië.
Hij woonde na deze reis nog eenigen tijd te Parijs, maar keerde in het laatst van 1869 naar Syrië terug, doorreisde in het voorjaar van 1870 Egypte en vestigde zich, na wederom eenigen tijd te Parijs te hebben gewoond, op een landgoed te Cannes.
Hij huwde te Breda 21 Aug. 1875 met Julia Agatha Jacoba barones thoe Schwartzenberg en Hohenlansberg (1845-1914), dochter van baron Gemme Onuphrius Tjalling Burmania en van Hendrika de Hoogh.
Zie: Nederl. Adelsb. (1915), 199; Rietstap, Stam- en Wapenb. Ned. Adel II, 4.
Regt