Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 9
(1933)–P.J. Blok, P.C. Molhuysen– Auteursrecht onbekend
[pagina 632]
| |
Hij werd 20 Jan. 1693 grietman van Opsterland en in hetzelfde jaar lid der Gedep. staten van Friesland. Hij woonde op zijn buitenplaats te Beets en begon in 1704 het groote veenkanaal te graven, de Opsterlandsche Compagnonsvaart, dat bij Gorredijk een aanvang neemt en door zijn nakomelingen is voortgezet door Bakkeveen, Oosterwolde en Appelscha, waar het huis der Compagnons naar hem ‘Augustinusstate’ is genoemd. Hij huwde tweemaal. Eerst 14 Januari 1693 met Houkje van Glinstra, ged. te Leeuwarden 18 Aug. 1671, al spoedig na haar huwelijk overl., dochter van Hector, grietman van Tietjerksteradeel, en van Eritia Willemsdr. van Vierssen. Daarna hertrouwde hij 24 Febr. 1695 met Detje of Dids van Andringa, geb. te Lemmer 28 Febr. 1677, overl. te Beets 28 Juli 1719 en daar begraven, dochter van Tinco, grietman van Lemsterland, en van Eritia van Scheltinga. Eén dezer huwelijken werd door Abelus S. Siccama bezongen. Uit het tweede huwelijk sproten 9 kinderen, waarvan Livius Suffridus en Tinco volgen. Een zoon Daniël de Blocq (1702-81) werd grietman van Opsterland en een andere zoon, Regnerus (1700-56) grietman van Lemsterland later van Utingeradeel. De jongste dochter, Romelia, of R. Margaretha (1709-74) huwde 7 Sept. 1732 met Martinus van Bouricius, die 1 Juli 1755 oud 47 jaar overleed. Een andere dochter Eritia (1700-62) huwde Sake Alefs van Idsinga. Zie: Stamb. v.d. Fr. Adel I, 251, II, 171; Eekhof, Gesch. van Fr., 326; Baerdt van Sminia, N. Naaml. v. Gr., 387; Nederl. Adelsboek (1915), 197. Regt |
|