[Lycklama à Nijeholt, Mr. Albertus (1)]
LYCKLAMA À NIJEHOLT (Mr. Albertus) (1), geb. te Steenwijkerwold in 1705, ged. te Steenwijk 28 Oct. 1705, overl. te Wommels 2 Juni 1753, zoon van Jacobus, verwalter scholtis van Steenwijkerwold, en van Maria Kiers.
Hij studeerde te Franeker in de medicijnen, ging tot de Herv. kerk over en ging toen in de rechten studeeren. Hij promoveerde 30 Juni 1728 en vestigde zich als advocaat. Hij werd al spoedig daarna benoemd tot adjunct-secr. van Hennaarderadeel, ging te Wommels wonen en het huis dat hij daar liet bouwen, werd later, na vergroot te zijn, door Dr. van der Kolk bewoond.
Volgens Scheltema beoefende hij de dichtkunst en gaf op jeugdigen leeftijd een bundeltje verzen in het licht, waarvan enkele niet onverdienstelijk zijn. Onder het anagramma Terbulas Klylaam schreef hij ook een blijspel, getiteld: het Franeker Studentenleven. In 1734 begroette hij prins Willem IV bij diens bezoek aan Franeker met een hoogdravend gedicht.
Hij was te Franeker 4 Sept. 1729 gehuwd met Adriana van Burenstins, geb. te Franeker en aldaar gedoopt 17 Febr. 1705 (aldus Ned. Patriciaat, andere opgaven hebben: geboren 12 Juli 1707), dochter van Hector en van Bauckje Arends. Een zoon Jacob Egbert volgt.
Zie: Kobus en de Rivecourt, Biogr. Wrdb.; Heringa, Lijst van Dichters, 62, 63; Stamb. van den Frieschen Adel I, 254, II, 172, 173; Nederl. Patriciaat XV (1925), 286; Jaarb. van den Ned. Adel II, 100.
Regt