[Liebeherr, Bogislaus Fredericus von]
LIEBEHERR (Bogislaus Fredericus von), geb. te Makassar 17 Mei 1756, overl. te Batavia 15 Febr. 1821, was de zoon van Gustav Ludwig von Liebeherr en Clara Elisabeth Schökman.
Hij was gezworen klerk ter secretarie te Batavia, toen hij in 1779, door een erfenis daartoe in staat gesteld, besloot in Nederland te gaan studeeren. Hij heeft eenige jaren te Utrecht aan de universiteit gestudeerd, maar is daar nooit ingeschreven en heeft geen graad behaald.
Hij was als student zeer bevriend met Ondaatje (dl. VIII, kol. 1238), wiens patriotsche gevoelens hij deelde. In 1786 werd hij luitenant bij het burger vendel de Zwarte Knechten en heeft zich bij de gevechten tusschen de Prinsgezinden en Patriotten wakker geweerd. Na de komst van den hertog van Brunswijk met een pruisisch leger vluchtte hij naar Frankrijk. Hij is daar toen tot 1795 gebleven en werd na zijn terugkomst benoemd tot lid van het comité voor de zaken der koloniën en bezittingen in Amerika en aan de kust van Guinea.
Hij werd bij Souverein besluit van 9 Febr. 1815 benoemd tot ambtenaar 2e klasse in Oost-Indië en werd, aldaar in 1816 aangekomen, benoemd tot superintendent van de boedel- en weeskamer voor de Chineezen en andere niet-christenen. In 1819 werd hem ook het superintendantschap over het vendu-departement opgedragen.
Hij huwde Anna Maria Frederika de Rooy, en na haar overlijden omstreeks 1810 Barbara Cramer, overl. 11 Mei 1849. Bij de eerste had hij een zoon en 2 dochters, bij de tweede een zoon.
Ramaer