[Laurentius, Jacobus]
LAURENTIUS (Jacobus), geb. te Amsterdam omstr. 1585, overl. aldaar (oud 60 jaar ?) 19 Maart 1644. Hij werd predikant te Oude-Niedorp in 1612, te Diemen in 1613, te Hoogkarspel in 1617, te Naarden in 1618, te Amsterdam 2 Juli 1621. Zijn ouders waren Laurens Jacobs en Marijtje Philips Boom. Zijn broeder Hendrik Laurentius was uitgever. Zijn vrouw was Margaretha Wybrants. Hun dochter Debora Laurentius trouwde met Willem Duyzenddaalders en werd de overgrootmoeder van Willem Bilderdijk (zie dl. II, kol. 146-165). Te Amsterdam werd hij in 1628 tot deputatus ad res indicas gekozen in de plaats van Adriaan Smout. Zijn exegetische studiën zijn: Paulus δυσνοητοϛ seu explicatio locorum difficilium in epistolis Paulinis (Amst. 1624); Pathmos sive expositio septem epistolarum Asiaticarum, quas B.[eatus] Joannes in insula Pathmo scripsit (Amst. 1629; Harderw. 1649); Carcer regius sive expositio historiae Josephi patriarchae, Gen. 37 sqq. (Amst. 1630; herdr. 1642 en 1670); Sancti apostoli Jacobi epistola catholica, perpetuo commentario explicata (Amst. 1635; herdr. 1639, 1645 en 1662); Commentarius perpetuus in epistolam priorem s. apostoli Petri, et in posteriorem epistolam (Amst. 1641; herdr. in 1647 en Genevae 1649). Tegen den Jezuïet Bellarminus had hij eerst geschreven: Conscientia Jesuitica cauteriata, waarop Maximileanus Sandaeus (zie dl. IV, kol. 1198) antwoordde in Castigatio conscientiae Jesuiticae cauteriatae (Herbipoli 1607). Laurentius antwoordde weer met: Apologeticus primus contra
Sandaeum (Amst. [1619]) en Apologeticus secundus contra Sandaeum (ibid.). Hierop liet hij nog volgen: Vulpina jesuitica, sive censura admonitionis Sandaeanae (Amst.); Prodiga Jesuitarum liberalitas in vocibus univialibus: omnis, nullus, semper, nunquam, ubique, nusquam, totum, nihil (Amst. 1618); Reverentia ecclesiae Romanae.... (Amst. 1624). Toen de dominikaner monnik J.A. Coppenstein tegen hem geschreven had, antwoordde hij in Apologia catechesis Heidelbergensis contra J.A. Coppensteinium (Amst.). De hierna volgende Castigatio van Coppenstein werd gevolgd door zijn: Invicta veritas, sive refutatio castigationis Coppensteinianae et vindicatio apologiae catechesis Heidelb. (Amst. 1627). Nog schreef hij: Fabula papistica infernalis tripartita, hoc est doctrina ecclesiae Romanae de tribus fictitiis locis infernalibus, purgatorio, limbo puerorum et limbo patrum, detecta et confutata (Amst. 1632); Dialogus eucharisticus (Amst. 1637); Schild des geloofs, waar in by occasie meest alle de verschillende leerpuncten tusschen de Gereformeerde en Roomsche Kerk naaktelijk worden ontdekt, ordentelijk verhandeld, en de gezonde Leere, in den Catechismus begrepen, grondelijk bewezen en verdedigt en Het Schat-boeck der verklaringhen over de catechismus, waerbij een belijdenis-predikatie (Amst. 1642). Vooral is Laurentius bekend geworden omdat hij Hugo de Groot (zie dl. II, kol. 523-528) roomsche sympathieën toeschreef. Hierover bewaart de remonstrantsche gemeente te Amsterdam een heele literatuur, vermeld in den catalogus van haar bibliotheek (zie beneden). Uitvoerig verhaalt G.J. Vos daarvan (zie beneden). Van zijn in dit verband geschreven Hugo Grotius papizans. (Amst. 1642)
verscheen, bezorgd door H.F. Kohlbrugge (zie dl. IV, kol. 848), nog bijna twee eeuwen later een nieuwe druk ('s Gravenh. 1830). De werken van Laurentius zijn door Rome op den Index geplaatst. Zijn zinspreuk was: ‘Numquam sero, si serio’.
Zijn portret is gegraveerd door Th. Matham en een onbekend kunstenaar; het is afge-