[Langerak, Gijsbrecht van]
LANGERAK (Gijsbrecht van), ridder, heer van Langerak en Nijpoort (Nieuwpoort), geb. omstr. 1350, overl. in 1400, zoon van Johan (1), die volgt, en van een vrouw van Arkel.
Als heer Gijsb. van L. ridder, was hij 4 Juli 1383 huwelijksvriend van Gerrit van der Woert (v. Mieris, III, 401); 26 Juli 1383 komt hij voor als ridder en leengetuige van heer Otto van Arkel (v. Mieris, III, 403); en was in dat jaar tollenaar te Ammers. Hij had in 1384 geschil met Johan heer van de Leck en Breda over de uitwatering zijner landen en dit geschil werd 18 Juli 1384 door hertog Albrecht beslecht (a.v. 414). Eveneens in 1384 in de Oudeweert. Misschien reeds in 1382, doch zeker in 1388 was hij heer van Langerak. In 1398 moest hij in den frieschen krijg met 10 man dienen. Hij werd tot burger van Brussel aangenomen en is in 1400 overleden.
Zijn vrouw Bertha van Blois of Bloys, in 1380 beleend met het gerecht van Wadenoyen en in 1430 nog in leven, was de bastaarddochter van Johan van Chatillon graaf van Bloys en van Sophia van Dalem. Uit dit huwelijk acht kinderen: Johan (2) volgt: Willem heer van Wadenoyen, huwde met een vrouw van Haeften en daarna met Oda van Putten; Bertha werd abdis van Rijnsburg van 1432 tot haar dood 6 April 1441; Johanna huwde met Helmich van Doorninck; Elburg huwde met Johan van Polanen, heer van Asperen; Maria met Barthout van Assendelft (dl. VII, kol. 27 v.) en Margriet huwde met Willem van Montfoort, heer van Lathum. Eindelijk was er nog een zoon Joost, doch omtrent hem werd ons niets bekend.
Zie: van Mieris, Groot Charterboek; Geneal. Herald. Bladen IX, 207; Schotel, Abdij v. Rijnsburg, 198.
Regt