Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 9

[Kodde, Jan van der (1)]

KODDE (Jan van der) (1), ter onderscheiding van zijn broeder Jan aangeduid als ‘de Oude Jan’. Hij was een zoon van Jacob Willemsz. van der Kodde (die voorgaat), woonde te Rijnsburg en was daar rentmeester van de goederen en inkomsten van den H. Geest. Reeds vóór de verbanning van de remonstrantsche predikanten van Rijnsburg had hij zich van de gereformeerde gemeente, waarvan hij tot op dien tijd een trouwe steunpilaar was geweest, afgescheiden. Herhaaldelijk heeft hij daarna de uitgebannen predikanten in zijn huis verborgen. Vooral was hij bevriend met Johannes Geesteranus (zie dl. III, kol. 444-446). Van Slee neemt in bijlage I een brief van dezen op, gezonden aan ‘Jan Jacobsz. van der Kodde, den Oude’ d.d.

[p. 540]

29 Juni 1620 uit Leeuwarden. Tot verdriet van Paschier de Fijne (zie dl. VI, kol. 530-536), die van 1627 tot 1631 predikant van de remonstrantsche gemeente te Warmond was, scheidde hij zich met zijn broeders van de Remonstranten af. Frans Joachimsz. Oudaen, schoonzoon van Jan Jacobsz. van der Kodde, vergaderde met hen afzonderlijk, en. zij werden ‘Collegianten’. Zie verder op: Gijsbert van der Kodde.

Zie: J.C. van Slee, De Rijnsburger Collegianten (Haarl. 1895), 22, 24 v., 52, 64, 427-436.

Knipscheer