[Kennedy, Hugh]
KENNEDY (Hugh), geb. in het Noorden van Ierland in 1698, overl. te Rotterdam 3 Nov. 1764. Hij werd 18 Aug. 1737 uit Schotland beroepen in de Schotsche gemeente te Rotterdam. Zijn vrouw was Margaret Scott.
Van de ‘Nykerksche beroeringen’ (zie in dit deel in voce Gerardus Kuypers) toonde hij zich een voorstander. Hij bracht deze verschijnselen in verband met buitenlandsche ‘revivels’ in die dagen. Zijns ondanks wekten zijn geschriften daarover veel tegenzin; maar zij werden veel gelezen en vaak herdrukt. Wij noemen: Nederige verdediging van het werk des H. Geestes, in de overtuiging en bekeering van vele zielen, eenige jaren geleden in Schotland, en nu onlangs te Nieuwkerk .... (Rott. 1751; 2e dr. 1751); Aenmerkingen dienende tot opheldering van de sterkte en genoegzaemheid der blijkbaerheid voor een groot werk der genade tot Nieuwkerk .... (Rott. 1752). In het geschil tusschen Aug. van der Sloot en J.J. Brahe (zie dl. I, kol. 448) schreef hij: God, die den Godloozen rechtvaerdigt, hetgeen bijdroeg tot bevrediging der partijen (vgl. Visscher en van Langeraad, Biogr. Woordenb. van Protest. Godgel. in Ned. I, 557-560).
Er bestaat een portret van hem.
Zie: de Bie en Loosjes, Biogr. Woordenb. van Protest. Godgel. in Ned. IV, 725-728; R. Arrenberg, Naamlijst v. Nederduitsche boeken tot 1787, 274.
Knipscheer