[Keessel, Dionysius van der]
KEESSEL (Dionysius van der), geb. te Dordrecht 16 Juni 1700, overl. te Deventer 12 Febr. 1755. Zijn ouders waren Govert (Godefridus) van der Keessel en Adriana Mol; Dionysius Godefridus van der Keessel (zie dl. III, kol. 674) was zijn zoon. Hij studeerde te Leiden in de godgeleerdheid en werd predikant te Brandwijk 25 Nov. 1725; te Katwijk a.d. Rijn in Juni 1726, te Deventer 10 Juni 1729. Zijn vrouw was Johanna Wilhelmina Cabeljauw. Zijn geschriften doen hem kennen als cartesiaansch Coccejaan. Hij schreef: Oorsprong en voortgang der dweperij .... (Deventer 1744); De vastgestelde leer en praktijk van Neerlands Kerk .... (Dev. 1749), met eenige vervolgen in 1750; Verhandeling over de regtveerdigmaking .... (Dev. 1755), en eenige werken tegen Hét innig Christendom van Schortinghuis (in 1746 en 1747).
Zie: de Bie en Loosjes, Biogr. Woordenb. van Protest. Godgel. in Ned. IV, 677-680; R. Arrenberg, Naamregister van nederd. boeken tot 1787, 272; Kerkelijk Handboek (1907) Bijl., 107, 127, (1912) Bijl., 142; J.C. Kromsigt, Wilhelmus Schortinghuis (Gron. 1904), 230-233, 242-253, 309, 320, 328-332, 336-338, 345 v.
Knipscheer