[Jansz., Bruen]
JANSZ. (Bruen), geb. te Fermsum, gevonnist te Groningen 13 Jan. 1571, zoon van Johan Kueper, en zwager van den Watergeus Goesen Minneszoon.
Hij woonde in Fermsum en was van beroep schipper. Bij het begin der troebelen verliet hij het land, in zomer 1570 was hij in Emden woonachtig, en later vestigde hij zich in Norden, woonde daar in de Zijlstraat. Hier nam hij, omstreeks drie weken na St. Michielsdag, 29 Sept. 1570, als bootsgezel dienst op het schip van kapitein Focko Abels, bij de Watergeuzen. Men zeilde naar het Vlie, waar de zeeroovers het schip ‘de Bonte Koe’ namen, dat rijk geladen was, en later vielen nog een paar andere koopvaarders in hun handen. In Emden teruggekeerd, vatte hij met een paar makkers het plan op, om bij Winschoten een landgang te doen, waar een rijke weduwe woonde. Ze werden op Ulsda door de spaansche soldaten overvallen en gevangen genomen. Men bracht hem naar Groningen, waar hij op 4 Jan. 1571 verhoord werd, zijn verhoor werd hem op 12 Jan. 1571 voorgelezen, en kort daarna is hij onthoofd.
Zie over hem: Rijksarch. van België te Brussel, Secr. d'Etat Allemande, 193, 137 en 377.
Vogels