Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 9
(1933)–P.J. Blok, P.C. Molhuysen– Auteursrecht onbekend
[pagina 454]
| |
liet zich in zijn geboortestad 13 Jan. 1781 als student inschrijven, werd in 1786 proponent onder de classis Middelstum, en deed 3 Juni 1787 zijn intrede te Winsum, waar hij tot Sept. 1788 werkzaam was. Hij was daarna predikant te Weener 1788-91, Uithuizen 1791 tot aan zijn dood. Zijn echtgenoote was Helena Haakma Tresling, die hem 10 kinderen schonk, waarvan twee zoons de Herv. kerk als predikant hebben gediend, n.l. de oudste Wilhelmus J., geb. 1794, pred. te Hellum 1819-27, Usquert 1827-79, overl. 1880 (gehuwd met Anna Maria Henriëtte Lohman en de vader van Reneke Lohman Janssonius, geb. 1843, pred. te Tinallinge 1870-73, Breede 1873-1911, overl. te Groningen in 1917); de jongste, Tjalling J., pred. te den Andel 1826-76, gehuwd eerst met S.E. van der Loeff, gest. 1837, en daarna met Gesina Geertruid Muntinghe; uit het eerstehuwelijk had hij een zoon Abraham J., hulpprediker te Oude Schild 1860, pred. te Hollum op Ameland 1871-80, te Huisduinen 1880-85, terwijl een zoon uit het tweede huwelijk, Hylcko J., geb. 1846, pred. was te Loppersum 1873, Windesheim 1878, Terwolde 1882, Westerwijtwerd 1885, Holwerd 1888, Beilen 1890, Roden 1895, waar hij 28 Sept. 1897 overleed. Deze laatste was gehuwd met Wilhelmina Maria Magdalena Sannes (overl. 29 Aug. 1887) en daarna met Anna Elisabeth van Epen die hem overleefde. Wilhelmus Janssonius is de schrijver van: Gods naam door onze ziekten en krankheden verheerlijkt, naar Joh. 11:1-4 (Gron.), en van: Het Evangelie naar Paulus. of vier leerredenen over Rom 1:16 (Gron. 1807). Zie: de Bie en Loosjes, Biogr. Woordenb. van Prot. Godgel. in Nederl. IV, 524. Wumkes |
|