[Jager, Jan de]
JAGER (Jan de), geb. 10 Maart 1719, overl. te Hamburg 12 Mei 1802. Hij was de eerste gestudeerde predikant in de doopsgezinde gemeente te Hamburg-Altona, waar hij 6 Dec. 1750 zijn intrede deed, intusschen blijvend in den handel, tot dit tijdstip zijn dagelijksch beroep. Eerst heette hij alleen ‘proponent der gemeente’; in 1759 werd hij pas beroepen als ‘leeraar’, op 19 Febr. 1764 als zoodanig bevestigd, waarna hij 4 Maart 1764 zijn intreerede kon houden. Hij deed verscheidene bezoekreizen in Holland. Na zijn dood verscheen van zijn beide ambtgenooten G. Karsdorp en J.A. Hoekstra, Stand- en gedachtenisrede op Jan de Jager.... (Altona z.j.), waarachter eenige treur- en troostzangen. Hij is 10 Juli 1746 getrouwd met Sara Symons, en in 1762 met Agnetha Dam. Hij schreef: Lijkrede op Jan Ris (24 Oct. 1784), en te zamen met zijn genoemde ambtgenooten: Leerredenen, met een vertoog dat genade en plicht, de leer van Jezus en zijne apostelen, ook de leer van Menno en der waare Mennoniten is (Altona 1794).
Zie: de Bie en Loosjes, Biogr. Woordenboek van Protest. Godgel. in Ned. IV, 488v.; Catalogus.... van de bibliotheek van de Ver. doopsgez. gemeente te Amsterdam (Amst. 1919), 248, 254.
Knipscheer