[Jager, Adolphus de]
JAGER (Adolphus de), of Adolphus Venator, ook bijgenaamd Tectander, geb. te Duisburg (?), overl. te Alkmaar in 1619. Hij kwam als proponent te Alkmaar 26 Oct. 1597 na een academische theologische opleiding, die voltooid is aan hoogescholen in Duitschland, o.a. te Herborn (Juli 1597) en elders. Nog in 1603 werd hij geheel zuiver in de leer bevonden na een opzettelijk onderzoek door afgevaardigden van de Noordhollandsche synode. In 1609 verdedigde hij zich nog tegen beschuldigingen van zijn ambtgenoot Cornelius Hillenius (dl. IV, kol. 751). De laatstgenoemde had in 1608 een akte van onderteekening ontworpen voor alle predikanten. Velen teekenden; eenigen, onder wie Venator, weigerden; dezen riepen de hulp der Staten in. Venator werd door de classis Alkmaar geschorst, maar door de vroedschap van Alkmaar en de Staten van Holland gehandhaafd. Ja, eenige commissarissen der Staten gebruikten hun macht om hem en de andere weigeraars in Jan. 1610 als leden van de classis en als predikanten te handhaven. Hillenius werd daarentegen ontslagen en bleef in naburige gemeenten preeken, tot hij na een kort verblijf te Amsterdam op 31 Mei 1612 te Egmond-binnen afscheid nam wegens zijn beroep naar Groningen. Venator is in 1617 ontslagen, in 1618 uitgeweken naar Parijs. Hij is te Alkmaar begraven. Johannes Venator, die volgt, was zijn oudere broeder. Trigland noemt deze geschiedenis ‘de eerste noordwester bui’ die is geworden ‘tot het groote onweder dat daarna de kerk op het punt bracht van te vergaan’. Een groot aantal uitvoerige werken in het stedelijk archief te Alkmaar licht ons tot in de kleinste bijzonderheden in over al deze gebeurtenissen. Hij schreef: Theologia vera et mera. Een suyver fondament boeck door schriftueren alle kinderen Gods in de Hooftstucken der christelijcke religie onderwijzende (Alkmaar 1617), ook wel
aangeduid als, en wellicht de vertaling van: Theologia vera et mera lactantium et infantium in Christo.
Zie: F.S. Knipscheer, De invoering en de waardeering van de Gereformeerde belijdenisschriften in Nederland vóór 1618 (Leid. 1907), 76 v., 84 v., 97-110, 189 v., 197; Catalogus van Handschriften.... der Rem.-geref. gemeente te Rotterdam (Amst. 1869), no. 353, 1808, 1809; J. Reitsma, Gesch. van de herv. en de herv. kerk der Ned. 3e dr. (Utr. 1916), 485, 489-491; L. Knappert, Gesch. der Ned. Herv. Kerk (Amst. 1911) I, 108 v.; J. Tideman, De