voorstander was van den wederdoop der Hervormden, die tot de Doopsgezinden waren overgegaan. In het Doopsgezind Archief te Amsterdam bevinden zich verscheidene brieven over deze kwestie, waarin ook Hans de Ries werd gemengd. In een brief d.d. 13 Dec. 1615 beklaagt deze laatste zich bitter over de scheuring door Rijk Jacobsz. veroorzaakt. Den 11den Oct. 1616 wendde Rijk Jacobsz. zich nog met een brief tot de leeraren der Waterlandsche gemeente te Amsterdam.
Voor de dienaren dezer gemeente werd den 8en Oct. 1619 een kwestie behandeld tusschen (denzelfden ?) Rijk Jacobsz., toenmaals te Baambrugge woonachtig, en zijn broeder Vastert Hendricksz. met hun vrouwen. De geboden van dezen Vastert Hendricksz. waren den 23sten Febr. 1614 in de doopsgezinde kerk de Spijker te Amsterdam afgekondigd: ‘is doemaels oock de br(oe)d(er) van Rijck Jacobsen genaemt Fastert Hendricksen met .... affgecondicht’ (Memoriaal voor Reinier Wybrandsz.); in de officieele huwelijksinteekenregisters ter Gem. Archieve te Amsterdam is deze ondertrouwacte echter niet ingeschreven.
Zie: Memoriaal voor Reinier Wybrandtsz. (Doopsgez. Archief te Amsterdam); J.G. de Hoop Scheffer, Inventaris der archiefstukken bij de Ver. doopsgez. Gem. te Amsterdam I, 545, 547-553; Doopsgezinde Bijdragen (1897), 64; van Abcoude, Naamreg. van Ned. Boeken, dl. I, st. III; Cat. Doopsgez. Bibl. II, 268; J.P. de Bie en J. Loosjes, Biogr. Woordenb. van Protest. Godgel. IV (1931), 486.
Wijnman