het zijne bijgedragen in de hervorming van het klooster St. Elisabethsdal, dat 7 Apr. 1435 bij de congregatie van Windesheim, onder de regels van den H. Augustinus staande, werd ingelijfd. In 1448 verhief hij de heerlijkheid Born (als bruidsschat van Frederik graaf van Meurs verkregen) en 29 Mei 1458 het land van Boucholt bij Weert. In 1464 richtte hij te Weert het timmerambacht op. Hij trad omstreeks 1470 in de orde der Minderbroeders en wel volgens de overlevering in het klooster te Hulst; hij vestigde zich later in het door hem gestichte klooster te Weert, waar hij overleden is en in de kerk begraven werd. Hij was in 1448 gehuwd met Johanna van Meurs (overl. op het kasteel van Woudrichem 2 Apr. 1461; begraven in de kerk van het klooster St. Elisabethsdal te Nunhem, dochter van Frederik en Engelberta van Cleef). Uit dit huwelijk werden de volgende kinderen geboren: Willem (geb. 1449, overl. 29 Mei 1453, begraven in de kerk der Benedictijnen van Anchin, niet ver van Montigny); Jacob II (die volgt); Frederik, heer van Montigny en Verny (geb. vóór 1454, overl. 30 Dec. 1487), sedert 4 Dec. 1467 gehuwd met Philippote van Melun; Jan, bisschop van Luik sedert 1482 (geb. 3 Juli 1458, overl. te Maastricht 18 Dec. 1505, begraven in het klooster van Slavante); Walburgis, gehuwd met Kuno II, graaf van Manderscheidt-Virnenburg; Maria; Margaretha (geb. 1461, overl. 15 Dec. 1518, begraven in de Minderbroederskerk te Gent), gehuwd 1473 met Philip van Horn, heer van Houtkercke (vermoord te Kortrijk in 1488, oud 52 jaar) en daarna met Jan van Montmorençy, heer van Nevele (overl. 12 Apr. 1510).
Zie: M.J. Wolters, Notice historique sur l'ancien comté de Hornes etc. (Gand 1850), 44-50, 239-244; Jos. Habets, Het graafschap Horne in Publ. de la soc. hist. et arch. dans le duché de Limbourg VIII (1871), 50-52; A.J. Flament, Chroniek van de heerlijkheid Weert in Publ. enz. XXXIX (1892), 146; A. Pompen, Jacob de Eerste, graaf van Horne in Publ. enz. XL (1904), 1-211.
Verzijl