in de verhouding tusschen de beide deelen van het koninkrijk noodig was. Op 29 Sept. werden heide vragen bevestigend beantwoord, respectievelijk met 55 tegen 43 en met 50 tegen 44 stemmen.
Na een uitvoerig adres tot den Prins van Oranje gericht te hebben, begaf le Hon zich 30 Sept. naar Antwerpen, waar de Prins 3 Oct. aankwam. Deze benoemde hem en 10 anderen tot een raadgevende commissie. Men wenschte, dat de Prins zich aan het hoofd der Belgen zou plaatsen, maar hoewel deze in zijn concessies aan hen zeer ver ging, stelde hij zich toch steeds op het standpunt, dat hij de onderdaan zijns vaders was, en zoo begrepen de 11 commissieleden al spoedig, dat zij zonder den Prins moesten ageeren. Toen de Prins naar Londen vertrok, vertrok le Hon naar Brussel en kort daarna naar Doornik.
Op 28 Oct. 1830 werd hij tot burgemeester van Doornik, op 4 Nov. d.a.v. tot lid van het nationaal congres, dat te Brussel vergaderde, gekozen. Hij stemde daar 24 Nov. voor de uitsluiting van het huis Nassau van den belgischen troon. Op 30 Dec. werd hij lid eener diplomatieke commissie. Hij had een groot aandeel in de totstandkoming der belgische liberale grondwet. Hij was een voorstander van de benoeming van den hertog van Nemours tot koning, en toen deze gekozen was, maakte hij deel uit van de commissie, die de kroon aanbood, maar koning Louis Philippe weigerde voor zijn zoon onder den druk van Engeland.
Op 5 Mrt. 1831 benoemde de regent Surlet de Chokier le Hon tot gezant van België te Parijs. Hij legde toen het burgemeesterschap van Doornik neder, maar bleef lid van het congres. Hij verkreeg te Parijs spoedig grooten invloed en heeft de belgische belangen de volle 8 jaren tot aan de definitieve scheiding in 1839 met warmte verdedigd. Hij is ook de man, die het huwelijk van koning Leopold I met Amelia, de dochter van Louis Philippe, tot stand heeft gebracht.
Op 22 Aug. 1831, bij de eerste verkiezingen voor de kamer van vertegenwoordiging, werd hij in het kiesdistrict Doornik tot lid gekozen. Na de ontbinding der kamer werd hij evenwel op 23 Mei 1833 niet herkozen, misschien om zijn liberale richting, maar waarschijnlijk ook omdat men het niet wenschelijk achtte, dat een kamerlid zijn ambt op zoo grooten afstand van Brussel had, hetgeen voordat de spoorwegen er waren, veel bezwaar met zich bracht.
Doordat zijn broeder groote oplichterijen gepleegd had, en de dagbladpers hem daarin betrok, terwijl hij zoowel als zijn echtgenoote groote sommen tot betaling der schulden bijdroegen, nam le Hon in het begin van 1843 ontslag als gezant en ging hij weder te Doornik wonen. Nog in hetzelfde jaar was hij kandidaat voor het lidmaatschap der kamer, maar hij werd niet gekozen, wel echter in 1844 tot raadslid en lid der Provinciale staten van Henegouwen. Op 29 Dec. 1845 werd hij eindelijk weder in het district Doornik tot lid der kamer gekozen. Hij ging te Brussel wonen en was nu weder een der voormannen van de liberale partij.
Bij zijn periodieke aftreding in 1856 verzocht hij, niet meer voor een zetel in de kamer in aanmerking te komen. Hij werd 10 Juni vervangen. Op 6 Juni te voren was hij tot minister van staat benoemd. Hij vestigde zich nu te Parijs.
In 1836 werd hij in den adelstand verheven met den titel graaf.
Hij huwde 11 Sept. 1827 Françoise Zoé Mathilde Mosselman, bij wie hij een zoon en 2 dochters had. De zoon is in Frankrijk genatu-