Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 9

[Hoensbroeck, Wolter baron van]

HOENSBROECK (Wolter baron van), geb. in 1560, overl. 4 Aug. 1631 te Geul, begr. onder een prachtige grafzerk, tweede zoon van Godart Hoen heer van Hoensbroeck en van Gertrudis Scheiffart van Merode, was domheer van St. Lambert te Luik, heer van Geul en Bunde, werd stadhouder en voogd van het land van Valkenburg (L.) bij akte van koop van den 20. Febr. 1587, welk ambt vóór hem in pandschap werd bezeten door Werner Huyn van Amstenrade. Dit ambt bekleedde Wolter meer dan 40 jaren; ook had hij 1613 van de aartshertogen een patent gekregen, hetwelk hem verzekerde, dat het pandschap, noch bij zijn leven, noch bij dat van zijn zoon Conrad Ulrich, zou gelost worden. In Juli 1593 werd hij naar den graaf van Mansfelt, gouverneur en kapitein-generaal der Nederlanden gezonden, om vertoogen te doen nopens de vestingwerken van Maastricht en over het onderhoud der troepen in de streken van den graal van Berleimont. In 1594 trok hij naar Brussel om te onderhandelen over het onderhoud van een compagnie lanciers behoorend tot deze garden. Hij kocht

[p. 378]

15 Apr. 1594 de heerlijkheid Geul van zijn neef Conrad (2) van Gaveren (dit deel, kol. 266), waarmede hij 19 Apr. 1594 werd beleend. De heerlijkheid Bunde kreeg hij 6 Juli 1626 voor 10.000 ponden vlaamsch, aan 40 grooten het pond, van den koning van Spanje in pandleen. Hij kocht ook den banaal-molen te Bunde van jonkheer Jan Coninx en was tevens in bezit van het veerschip tusschen Geul en Uyckhoven.

Hij was volgens huw.contr. d.d. 4 Oct. 1585 gehuwd met Ursula Schetz van Grobbendonck (overl. 17 Febr. 1622, begr. te Houthem-St. Gerlach), met welke hij 12 Oct. 1619 een testament maakte, waaraan hij 4 Dec. 1630 een codicil toevoegde. Zijn kinderen waren: Maria Catharina (gehuwd te Nuth 10 Juli 1626 met Steven van Eynatten, heer aldaar; zij werd 5 Febr. 1633 te Schinnen in de graftombe der familie Eynatten ter aarde besteld); Conrad Ulrich (zie hiervoor) en Margaretha, kloosterdame te Sinnich (1642).

Zie: Egidius Slanghen, Het markgraafschap Hoensbroeck (1859), 177-178; Publ. de la soc. hist. et arch. dans le duché de Limbourg XXI (1884), 205, 318, 320, 323-324, 332, 399, 416; August Kengen, Uit Geul's verleden (1926), 36-38, 45-46, 209, 312, 388, 406; Maasgouw (1903), 57-58.

Verzijl