[Hoensbroeck, Herman Otto graaf van]
HOENSBROECK (Herman Otto graaf van), geb. te Geul 14 Mei 1699, ald. overl. 16 Sept. 1762, zoon van Philip Willem Conrard (die volgt) en van Anna Bernardina gravin van Limburg-Bronchorst-Styrum, was baron van Erpicum en Grooten-Breugel, heer van Geul, Bunde, Ulestraten enz. (daarmede beleend 8 Juli 1719), erfstadhouder der spaansch-valkenburgsche landen, kamerheer van den keurvorst van Keulen en van Jan Theodoor van Beieren, bisschop van Luik. Hij maakte 20 Dec. 1747 met zijn echtgenoote zijn testament, waarvoor zij octrooi kregen den 29. Apr. 1748 van den raad van Brabant in den Haag en 20 Mrt. 1749 van den prins-bisschop van Luik. Met hem daalde de tak der graven van Hoensbroeck-Geul ten grave en het stadhouderschap der leenen ging over in het stamhuis der graven van Hoensbroeck tot Hoensbroeck.
Hij was volgens huw. contr. d.d. 20 Mei 1728 gehuwd met Anna Maria Juliana Felicitas barones van Tzievel (overl. in 1775), welke 16 Nov. 1762 als weduwe met de heerlijkheden van haar man werd beleend.
Hun eenige dochter Anna Maria Bernardina Georgina Apolonia Philippa, ged. te Geul 9 Mei 1729, overl. aldaar 26 Sept. 1798, huwde aldaar 21 Jan. 1748 graaf Franciscus Xaverius van Hohenzollern-Heckingen, kapitein in het regiment Birckenfeld (1748-57), luitenant-generaal in het regiment van aartshertog Peter Leopold van Oostenrijk (1761-65), overl. 14 Mrt. 1765. Zij werd als weduwe 23 Jan. 1776 met de heerlijkheden Geul, Bunde en Ulestraten beleend en kreeg 25 Aug. 1780 van keizerin Maria Theresia octrooi om het Jonker Becx huis te Brunssum met aanhoorige landerijen (zestig bunder) en een tiende aldaar te verkoopen.
Zie: Egidius Slanghen, Het markgraafschap Hoensbroeck (1859), 181-182; Publ. de la soc. hist. et arch. dans le duché de Limbourg XXI (1884), 207, 318-319, 325-328, 332-334, 399, 416; A.J. Flament, Genealogische bijdragen betref-