souvereine staatjes waren. Op 24 Febr. 1808 bepaalde keizer Napoleon, dat de paspoorten, door die staten afgegeven, ongeldig waren, en nu was het bijna alleen smokkelhandel, dien van Hoboken dreef. En dit werd door Engeland bevorderd, daar het verschillende waren uit het vasteland, vooral keukenzout, dringend noodig had. Ook Napoleon gaf, nadat Nederland in 1810 bij Frankrijk ingelijfd was, aan van Hoboken dikwijls consenten voor uitvoer en invoer, bij wijze van veiligheidsklep op de smokkelarij; van zulke goederen werd een zeer zware belasting betaald.
Terwijl hij als bekwaam en slim koopman zelfs in die ellendige tijden nog goede zaken had kunnen doen (hij had dikwijls ook groote verliezen te boeken, echter veelal door verzekering gedekt), kon hij sedert 1814 zijn vleugelen uitslaan, en hij liet dit niet na. Vooral naar Engeland, dat in Apr. van dat jaar den handel voor 6 maanden vrij verklaarde, zond hij groote bedragen en zijn schepen keerden met koffie, suiker en andere koloniale waren terug. Ook naar Lissabon, Marseille en Smyrna en naar de Oostzeehavens voeren zijn schepen reeds in 1814.
In datzelfde jaar kocht hij een scheepswerf bij het Boerengat aan de Nieuwe Maas ten oosten van Rotterdam. Daar werden sedert zijn schepen hersteld en later ook nieuwe schepen gebouwd.
Toen Nederland Java in 1816 terug ontving, werd langzamerhand voor van Hoboken de handel op dat eiland de hoofdzaak. Ook militairen werden veel op zijn schepen daarheen en terug vervoerd. Bijna alle passagiers 1e klasse maakten van zijn schepen gebruik, daar zij betere kajuiten en betere voeding hadden dan andere; persoonlijk droeg hij hiervoor groote zorg. Steeds vervoerden zijn schepen meer, sedert 1833 vooral door bemiddeling der Nederlandsche Handelmaatschappij.
In 1825 werd door hem met eenige anderen een reederij van 4 schepen opgericht, hij nam daarin voor ƒ 40000, koning Willem I voor ƒ 20000 deel. Omstreeks 1840 werden deze schepen verkocht en de reederij geliquideerd; zij had gemiddeld 's jaars 4% opgebracht. De Koning zeide eens in navolging van Alexander: Als ik geen koning der Nederlanden was, zou ik van Hoboken willen zijn.
In 1831 werd hij commissaris der Nederlandsche Handelmaatschappij. Hij bleef dit tot zijn overlijden. Op 1 Jan. 1832 nam hij zijn drie zonen op in zijn firma, die toen A. van Hoboken & Zonen werd. Hij was in 1847 nog elken dag van 9 tot 1 uur op het kantoor der firma.
Hij huwde M. van den Heuvel, bij wie hij 3 zonen had.
Zie een gedenkboek door A. Hoynck van Papendrecht (Rott. 1924) (niet in den handel). Het is merkwaardig, dat hierin de vrouw als een quantité négligeable beschouwd wordt. Zelfs de naam van de vrouw van den stichter komt in dit werk niet voor.
Ramaer