[Hartog, Mr. Paulus]
HARTOG (Mr. Paulus), geb. te Leiden (ged. 26 Juni 1735), overl. te Altona in Holstein 15 Febr. 1805, was de zoon van Jacob Hartog en Marianne Petit.
Hij werd in zijn geboorteplaats reeds 24 Mrt. 1746 als student ingeschreven. Wanneer hij in de rechten gepromoveerd is, is onbekend. Hij zette zich als advocaat te Rotterdam neder en werd in 1787 om zijn patriotsche gevoelens verbannen. Hij heeft toen een groote reis, o.a. naar Noord-Amerika gedaan, van waar hij een negerbediende medebracht. Hij werd 21 Jan. 1795 na de afzetting van het bestuur van Rotterdam tot raadslid en 24 Febr. d.a.v. tot wethouder gekozen. Ook was hij eenigen tijd afgevaardigde dier stad naar de Algemeene staten. Op 27 Jan. 1796 werd hij in het kiesdistrict Rotterdam 4 gekozen tot lid der Nationale vergadering. Hij behoorde tot de zeer gematigde unitarissen.
Op 20 Juni 1796 werd hij door zijn medeleden tijdelijk, op 30 Nov. d.a.v. definitief tot lid van de commissie voor Buitenlandsche Zaken gekozen. Hij stelde voor, de republiek een- en ondeelbaar te verklaren. Dit voorstel werd 2 Dec. 1796 met 73 tegen 38 stemmen aangenomen.
Op 2 Aug. 1797 werd hij in bovengenoemd district herkozen, maar hij had het voornemen opgevat, naar Altona te verhuizen en bedankte daarom. Op 1 Sept. d.a.v. werd hem door de vergadering een pas verstrekt voor zichzelf, zijn vrouw, 4 kinderen en een bediende. Op 17 Aug. 1797 werd in de vergadering een adres van zijn stiefzoon Mr. J. Dupont Scheper behandeld. Vitringa (dl. V, kol. 1041) bracht bij de discussie hulde aan de edele gevoelens van Hartog. Hij heeft tot zijn dood te Altona gewoond.
Hij huwde 10 Mrt. 1776 Suzanna Margaretha du Bon, wed. van Jan Marcus Scheper, die hem overleefde.
Zijn portret is gegraveerd door een onbekende en komt ook voor op een verzamelblad.
Ramaer