[Hansen, Lambertus Johannes]
HANSEN (Lambertus Johannes), schilder, geb. 12 Aug. 1803 te Staphorst, overl. te Amsterdam 21 Apr. 1859 na een langdurig lijden. Zijn leermeesters waren, behalve zijn vader (C.L. Hansen, die voorg.): J.W. Pieneman, A. Daiwaille, C.H. Hodges, P. Barbiers, J. Hulswit, allen bekende schilders uit dien tijd. In 1832 kreeg hij de zilveren medaille voor naakt model, een andere prijs werd hem verleend door de Academie (het schilderij bevond zich ten tijde van Immerzeel bij prof. v.d. Breggen). In 1833 werd hij medelid van de amsterdamsche Academie en tevens leeraar aan die instelling. H. huwde in 1834 met Cornelia Helena Anna Christiani, dochter van een kapelmeester; zij overl. omstr. 1842, drie zonen achterlatende, waarvan de oudste toen zes jaar was. H.'s tweede vrouw was mej. Stijnis. Hij schilderde interieurs met perspectivische vergezichten op de manier van P. de Hooch, naar wien hij ook werkte. De titel van een eerste proef van etsen door H. was ‘de Reiziger’. In het Rijksmuseum bevindt zich het schilderij ‘de groentekoopvrouw’. Op den 6den Sept. 1859 werd zijn nalatenschap te Amsterdam verkocht, er bevonden zich daaronder schilderijen uit de 17de en 18de eeuw en uit zijn eigen tijd, teekeningen door hem zelf en van vroegere meesters, prenten, verder kasten, huisraad en kleedingstukken, zilverwerk en porselein.
Naar zijn ontwerp graveerde P. Velijn.
Van hem bestaat een gegraveerd zelfportret; een portret in houtsnede vindt men in Immerzeel, II, 15.
Zie: U. Thieme u. F. Becker, Allg. Künstlerlexikon (Leipzig 1923) XVI, 8; A.v. Wurzbach, Niederl. Künstlerlexikon (Wien u. Leipzig 1906) I, 648.
J.M. Blok