[Günst, Dr. Frans Christiaan]
GÜNST (Dr. Frans Christiaan), geb. in Amsterdam 19 Aug. 1823, gest. ald. 29 Dec. 1886, was bestemd voor katholiek geestelijke, studeerde in Bern, waar hij zijn studie in 1847 beëindigde, Naar Nederland teruggekeerd, werd hij in Amster dam boekhandelaar en uitgever. Bij hem verscheen in 1854 het anoniem uitgegeven: Lichten schaduwbeelden van Dr. F. Junghuhn, waarvan, na het verschijnen van de eerste aflevering, de aanvankelijke uitgever verdere publicatie niet had aangedurfd. Ook verscheen bij hem in 1855 het in deïstischen geest geschreven tijdschrift De Dageraad, waarvan de uitgave destijds een waagstuk beteekende. Hij hield dit vol tot 1867. Gedurende dien tijd schreef hij zelf veel in dit tijdschrift onder pseudoniem ‘Mephisto’ of (***). Lange jaren was hij voorzitter van de onafhankelijke vrijmetselaarsloge ‘Post Nubila Lux’, van welke hij bij gelegenheid van haar dertigjarig bestaan de geschiedenis schreef: De onafhankelijke Vrijmetselaarsloge ‘Post Nubila Lux’ te Amsterdam (Haarlem 1881-82).
Van het volksblad Het Stuiversblad, uitgegeven in den Haag, later omgedoopt (1870) in De Toekomst was hij mederedacteur. In 1871 ging het geheel over in zijn handen. Aanvankelijk was dit blad socialistisch getint. Daar hij destijds ook secretaris was van den Stadsschouwburg te Amsterdam, had hij weinig tijd voor zijn blad, in welks redactie hij J. Rademacher te Antwerpen opnam. Pogingen tot samensmelting met De Werkman van B.H. Heldt en De Werker, het orgaan van de Internationale te Antwerpen, slaagden niet, waarna in 1872 de Toekomst werd gestaakt. Wegens zijn Dageraads-principes was G. intusschen ontheven van zijn betrekking als secretaris van den Schouwburg, maar bleef hieraan verbonden als letterkundige voor vertaalwerk. In 1872 nam hij deel aan de redactie van het door Rademacher opgerichte Vrije Volk onder den schuilnaam Multalegi. Hij werkte mee na 1875 aan de bladen Asmodé en Argus en in 1879 aan Recht voor Allen.
In de eerste jaren van den Dageraad vertegenwoordigde hij de deïstische richting tegenover het meer en meer veldwinnend materialisme en atheïsme. De Katholieken bestreed hij in vinnige brochures. Verder schreef hij: Adou Hiram. De oudste legende der vrijmetselaren (Amst. 1867); Heidenen en Jezuïten (Amst. 1864); De bloedgetuigen der Spaansche Inquisitie (1863). In leven en conversatie was hij een frater gaudens.
Zie: J.M. Wheeler, Biographical Dictionary of Freethinkers (London 1889), 159; De Dageraad 1885-86, II, 388 e.v.
Noordenbos