harer belangen. Hij bracht de afscheiding van Schoonebeek van de gemeente Dalen tot stand, werkte mede bij de oprichting van verschillende waterschappen en van den weg van Koevorden naar Schoonebeek en wist de geschillen tusschen de Drentsche kanaalmaatschappij en de gemeente Meppel in der minne te schikken. Hij had veel belangstelling in het behoud der hunnebedden, die ten getale van 54 in Drente, en in ons land in geen andere provincie bestaan. In 1872 behoorden daarvan 31 aan het rijk, 21 aan de provincie en 2 aan particulieren.
Hij werd 17 Oct. 1871 curator van de groningsche universiteit.
Op 12 Mei 1875 verkreeg hij op zijn verzoek eervol ontslag als commissaris. De burgemeesters van Drente boden hem toen een album met hun portretten aan. Hij vestigde zich weder te 's Gravenhage. Op 20 Sept. 1885 werd hem met ingang van 1 Oct. d.a.v. op zijn verzoek eervol ontslag als curator verleend.
Hij huwde in 1837 Maria Hoogeveen, overl. 14 Oct. 1849, en daarna. 13 Juni 1853 jkvr. Jacoba Cornelia Beelaerts van Blokland, geb. 19 Sept. 1815, overl. 24 Juli 1908. Een zijner zonen uit het eerste huwelijk werd procureur-generaal bij het gerechtshof te Amsterdam, een ander burgemeester van Elburg.
Hij schreef: Iets over Wemberich van Berchem, vice-admiraal van Holland en West-Friesland in Nijhoff's Bijdragen voor vaderlandsche geschiedenis en oudheidkunde 1852, blz. 273; Nadere berigten over de heldendaad van denzelfde, in hetz. tijdschr. 1856, blz. 74; Levensbericht van Mr. J.C. Faber van Riemsdijk, in Handelingen van de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde (1864); Over Hunnebedden (hetgeen er geschied is) in Prov. Drentsche en Asser Courant van 10 Mrt. 1873; Over Martinus Gregorii of Goris, laatste kanselier van Gelderland in Nijhoff's Bijdragen voor gesch. en oudh. 1866, blz. 344; Over art. 138 van het Burgerlijk wetboek in Nieuwe bijdragen voor rechtsgeleerdheid en wetgeving 1881, 169; Doesburg aan den I Jssel, niet te verwarren met Duisburg aan den Rijn in Fruin's Bijdr. voor gesch. en oudh. 1886, blz. 164; Laatste berichten omtrent den vice-admiraal Wemberich van Berchem in dez. bijdr., blz. 221; Herinneringen uit de dagen mijner jeugd omtrent Doesburg in Nieuws- en advertentiebladvoor Doesburg en omstreken (1886); Mededeeling omtrent de kanseliers van de Militaire Willemsorde en den Nederlandschen Leeuw in denzelfden jaargang, en Sprokkelingen in jg. 1887 van hetz. nieuwsblad.
Zie: Levensbericht door jhr. Mr. G.J.T. Beelaerts van Blokland (dl. I, kol. 273) in Handelingen van de Maatschappij der Nederl. Letterk. (1891-92), blz. 95.
Ramaer