[Gertsen, Mr. Egbertus Gerardus Philippus]
GERTSEN (Mr. Egbertus Gerardus Philippus), geb. te 's Gravenhage 12 Dec. 1808, overl. aldaar 19 Juni 1889, was de zoon van Gerardus Leonardus Gertsen en Maria Theresia Horst.
Hij studeerde te Leiden, waar hij 29 Aug. 1825 werd ingeschreven en waar hij 21 Juni 1830 in de rechten promoveerde op een dissertatie De jure possessionis sec. cod. civ. regni Belgici. Hij zette zich te 's Gravenhage als advocaat neder.
Hij werd 14 Apr. 1846 benoemd tot rijksadvocaat voor Limburg te Maastricht, een betrekking in dienst van het Ministerie van Financiën. Tegelijk oefende hij daar de advocatenpraktijk uit. Hij werd 9 Sept. 1851 tot lid van den Gemeenteraad te Maastricht gekozen.
In 1868 was er een roomsch-katholieke vacature in den Hoogen Raad. Daar er weinig liberale Roomsch Katholieken meer waren en men liefst een zulken als eersten candidaat wilde stellen, had hij zich, niettegenstaande hij bijna 60 jaren oud was, laten overhalen om te solliciteeren. Het Kamerlid Thorbecke (dl. IV, kol. 1308) zeide op zijn apodictische wijze: men stemme den heer Gertsen. Een der leden verstond Kerstens en zonder de voordracht na te zien, stemde hij zijn medelid van dien naam, die het radicaal voor lid van den Hoogen Raad niet bezat. Zoo verkreeg deze een stem. Gertsen werd eerste candidaat en 29 Nov. 1868 benoemd. Hij bleef lid tot zijn overlijden.
Hij huwde Maria Theresia Hubertina Frederika Hennekens, geb. 30 Mei 1823.
Ramaer