houd der tolhuizen. Ook werd hij kort daarna superintendent voor de kazerneering en de inkwartieringen.
Toen de rijksingenieurs het beheer der provinciale werken met ingang van 1 Apr. 1849 overnamen, ontving de Geer eervol ontslag. Op 17 Sept. 1850 werd hij in het kiesdistrict IJselstein tot lid der Provinciale staten van Utrecht gekozen en hij bleef dit tot zijn overlijden.
Hij was een ongemakkelijk landheer en zijn zuinigheid was zoo groot, dat hij zijn bekwamen en ijverigen zoon en naamgenoot (die voorgaat) niet in de gelegenheid stelde om te Utrecht te studeeren. Een andere zoon ging zonder diploma naar Indië.
Hij huwde 11 Dec. 1808 Elisabeth Sophia Jacoba Falck, geb. 24 Febr. 1780, overl. 17 Febr. 1848, bij wie hij 3 zonen en 4 dochters had.
Ramaer