[Fremery, Johannes Andreas de]
FREMERY (Johannes Andreas de), geb. te Leiden 31 Mei 1801, overl. aldaar 19 Nov. 1865, was de tweede zoon van P.I. de Fremery en M. Vermaes.
Hij ging in zeedienst, werd 1 Juli 1820 adelborst 1e klasse, maar daar hij in de zoutziederij zijns vaders noodig geacht werd, verkreeg hij als zoodanig op verzoek 17 Juni 1823 eervol ontslag.
Hij werd lid van den raad van Leiden en Jan. 1841 van de kamer van koophandel dier stad. Hij behoorde tot de geavanceerde liberalen en toen Thorbecke (dl. IV, kol. 1308) tot minister van Binnenlandsche Zaken benoemd was, werd de Fremery 14 Dec. 1849 in zijn plaats in het kiesdistrict Leiden tot lid der Tweede Kamer gekozen. Toen Leiden ingevolge de kieswet van 4 Juli 1850 een dubbel district geworden was, werden de Thorbeckianen door de buitengemeenten overstemd en werd de Fremery 10 Sept. 1850 niet herkozen.
Bij een tusschentijdsche verkiezing in het district Steenwijk werd hij, hoewel daar onbekend, 5 Mrt. 1851 tot Kamerlid gekozen. Hij bleef lid tot de ontbinding der Kamer ingevolge de Aprilbeweging, toen een conservatief-hervormd-orthodoxe wind over Nederland woei; toen werd hij 17 Mei 1853 vervangen. Later heeft hij nooit een candidatuur willen aanvaarden.
Hij werd in 1844 lid van de Maatschappij der Nederl. Letterkunde te Leiden.
Hij huwde 3 Juni 1831 Aletta Johanna