[Fortman, Joan]
FORTMAN (Joan), het jongste der 9 kinderen van Jacob F. en Johanna van Loendersloot, werd te Leiden geb. en is 18 Mei 1731 in de Pieterskerk ald. gedoopt. Hij overleed, bijna 77 jaar oud, den 20. April 1808 te Hoorn en werd er in de Groote kerk begraven. Op zijn 13e jaar werd hij aan de leidsche hoogeschool als student in de letteren ingeschreven. Na voltooiing zijner studie werd hij April 1754 benoemd tot praeceptor aan de latijnsche school te Hoorn en in 1776 tot conréctor ter vervanging van M.J. de Crane, die er tot rector was bevorderd. In Hoorn behoorde hij tot de zes leden van het daar in 1759 opgerichte letterlievend genootschap Magna molimur parvi, dat zich, evenals het utrechtsche studenten-gezelschap Dulces ante omnia Musae aansloot bij het oudere Minima crescunt te Leiden. Zoo kwam F. in kennis met Frans van Lelyveld en werkte mee aan diens Nieuwe Bijdragen tot opbouw der Vaderlandsche Letterkunde, waarvan het 1e deel (1763) een uitvoerig artikel van zijn hand bevat: Verhandeling over een ontelbare nakroost van Duitsche woorden, gesproten uit het Stamwoord Fee door J.F., 353-390. In April 1766 werd hem door van Lelyveld c.s. een uitnoodiging gezonden, om mee te helpen vormen de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde te Leiden, welk ‘gulhartig en van mij te gunstig oordeelend aanbod (hij) met een hartelijk vermaak aanvaardde’ bij schrijven van 5 van Bloeimaand 1766 (in H.S. aanwezig). Door zijn ‘aflaires’ verhinderd, om op de eerste vergadering (18 Juli 1766) te komen, zond F. twee vragen in over taalopbouw en prees voorts niets ‘nuttiger, dan dat de Maatschappije een bij háár vast bepaalde spellinge aanname, om dusdanig een bayerd in een welgeschikte orde te brengen’ (2e H.S.). Op hoogen leeftijd bedankte hij in 1804 voor het lidmaatschap. In 1772 was van zijn hand
verschenen Dichtlievende Mengelingen, verzeld van Taal- en Duchtkundige Aanmerkingen (Hoorn). Om deze laatste was het hem te doen en heeft het beteekenis: hij toont er zijn belezenheid in Vondel, Hooft en andere 17e-eeuwsche dichters en schrijvers alsmede zijn zin voor taalvorsching. Te zeer werd hij miskend door den nijmeegschen rector C.J.B. Schonk in De vermakelijke Slaatuintjes - met latijnsche noten op amsterdamsche straatliedjes -, indien deze daarmee een spottende critiek op F.'s bundel bedoelde, zooals het bij Siegenbeek heet.
F. was den 12. Juli 1771 met Petronella Eswijler te Hoorn getrouwd.
De faamilie de Gaay Fortman bezit een geschilderd wapen, waaronder ‘Joannes Fortman’. Het bestaat uit een boom, omvat door twee