hoede onder Tromp deel aan den zwaren zeeslag bij Terheide, waarin Tromp sneuvelde en onderscheidde hij zich door groote dapperheid en beleid.
Op 8 Nov. wordt hij bevorderd tot vice-admiraal. Na den vrede met Engeland wordt hij herhaaldelijk uitgezonden ter bescherming van de handelsvloot.
In Mei 1656 wordt hij met een eskader naar de Oostzee gezonden om onder bevel van admiraal van Wassenaar den handel te beschermen en te beletten dat Danzig door de Zweden geblokkeerd zal worden. Als bevelhebber van een smaldeel onder van Wassenaar wordt hij in Oct. 1658 weer naar de Oostzee gezonden om Kopenhagen, dat door de Zweden belegerd werd, te ontzetten.
De Zweden hadden intusschen het slot Kronborg en het kasteel van Helsingborg, die den nauwen ingang van de Sont bestreken, op de Denen veroverd en ten zuiden daarvan wachtte de nagenoeg even sterke zweedsche vloot hen op.
Op 8 Nov. voer de nederlandsche vloot tusschen de beide sterkten door op de zweedsche vloot aan. De Zweden vielen met overmacht de schepen van den admiraal en de beide vice-admiralen aan. Het admiraalschip liep groot gevaar te verbranden of te zinken, maar werd gered door den krachtigen steun van eenige kapiteins. De Brederode, het oude admiraalschip van Tromp, thans gevoerd door den vice-admiraal Witte de With, geraakte aan den grond en werd tot zinken gebracht, de With sneuvelde. De Josua, het vlaggeschip van den vice-admiraal Floriszoon, liep tot tweemaal toe groot gevaar door de Zweden vermeesterd te worden. Floriszoon sneuvelde in den hevigen strijd. Intusschen leden de Zweden zulke verliezen, dat de vloot de wijk moest nemen onder de beschutting van het slot Kronborg en vervolgens in de haven van Landskroon, waarin zij werd opgesloten.
Op 9 Nov. kwam de nederlandsche vloot voor Kopenhagen en bracht hulptroepen en levensmiddelen in de stad.
De koning van Denemarken uitte zijn dankbaarheid jegens den gesneuvelden vice-admiraal Floriszoon door zijn lijk te Kopenhagen te laten balsemen en in een prachtige kist met rijkelijk met zilver versierd deksel en een vereerend opschrift naar de vloot terug te zenden.
Op 7 Nov. 1659 werd het lijk op 's lands kosten met groote staatsie in de Groote kerk te Hoorn ter aarde besteld.
De weduwe Immetje Groot ontving van de Staten van Holland ƒ 3000 om boven het graf een marmeren tombe op te richten. Het prachtige praalgraf werd door S. van Campfort ontworpen en vervaardigd. De wapenrusting, helm en degen van den zeeheld werden boven het grafmonument opgehangen.
De afstammelingen van Pieter Floriszoon veranderden den geslachtsnaam in Floor en later in Bloem.
Bij den brand der Groote Kerk in 1838 werd de graftombe wel beschadigd maar zij kon nog hersteld worden. Bij den brand in 1878 werd het praalgraf vernield en vervolgens met de Groote kerk afgebroken.
Zijn geschilderd portret door Abr. Lietz was bij mevr. Kneppelhout van Sterkenbrug op Sterkenburg bij Driebergen; een ander bij den heer J.C. Bloem te 's Gravenhage. Prenten door P. Holsteyn in S. Centen, Vervolg der Historie van Enkhuizen, door Houbraken in Wagenaar, en door een onbekend graveur. Afbeelding van het praalgraf in C.A. Abbing, Vervolg op Velius I.