werd hij, onder eervol ontslag, als zoodanig in dezelfde betrekking voor Buren en Kuilenburg benoemd. Na den dood van zijn opvolger in de Tielerwaard op 19 Mrt. 1823 werd hem tegelijk het hoofdschoutschap in die waard opgedragen, eerst voorloopig en met 1 Sept. 1823 definitief. Eindelijk werd hem in het laatst van 1830 nog het hoofdschoutschap in de Bommelerwaard opgedragen. Onderwijl was de naam 25 Juli 1825 districtscommissaris geworden. Sedert 1830 heette dit vereenigde district (nu niet meer schoutambt) de Benedendistricten. Van Jan. 1832 tot Mrt. 1834 nam hij het hoofdschoutambt waar van de Overbetuwe en van de Nederbetuwe. Voorts was hij Lingegraaf.
Hij werd 29 Aug. 1814 benoemd tot lid der Staten van Gelderland voor de stad Tiel.
Hoofdschout en Statenlid bleef hij tot zijn dood.
Hij huwde 15 Mei 1799 Maria Johanna van Omphal, geb. 24 Jan. 1780, overl. 12 Sept. 1803, en 23 Febr. 1807 Maria Elisabeth van Hasselt, geb. 23 Mei 1789, overl. 23 Apr. 1830. Bij de eerste had hij 3, bij de tweede 10 kinderen. Zijn zoon Herm. Alex. gaat voor, terwijl Joh. C.L.A. volgt.
Ramaer