[Duynen, Isaack van]
DUYNEN (Isaack van), geb. te Dordrecht Apr. 1628, overl. te 's Gravenhage tusschen 1677 en 1681, was de zoon van Gerrit Gerritsz van Duynen en Maeycken Jacobsdr. Hij komt in de ledenboekjes van het St. Lucasgild te Dordrecht niet voor, daar de fijnschilders zich in 1642 van dit gild afgescheiden hadden. Reeds in 1661 woonde hij te 's Gravenhage, toen hij met zijn broeder Gerard van Duynen, clercq ter secretarie van de Staten van Holland, f 2000 leende van Jacobus Hensbroeck te Delft onder verband van een huis op de Vogelmarkt (Groenmarkt) te Dordrecht. In April 1665 betaalde hij aan de confrerie der fijnschilders te 's Gravenhage als vreemdeling f 18 voor meestergeld.
In 1673 is hij ter verdediging van het vaderland mede uitgetrokken. Hij verstond meesterlijk de kunst van stillevens te schilderen, zoowel die met allerlei visschen, waarbij de invloed van Abraham van Beyeren onmiskenbaar is, als die met huishoudelijke zaken (een kannecken, met een teste vier, toeback, briefken ende ander bijleggent goet). Dordrechts Museum bezit een fraai staal van zijn kunst, dat evenwel slechts gesigneerd is I.v.D., benevens een ongemerkt stuk sedert 1925 in bruikleen van het Rijksmuseum.
Zie: van Eynden en van der Willigen, I, 132, 133; Immerzeel, I, 209; Obreen, Archief IV, 136, 148, 152, V, 133, 156.
van Dalen