schepen 1644, was ook geestelijke vader van het klooster Trans-Cedron te Venlo 1628-30, waaraan hij met zijn schoonzuster Margaretha Moeitz en de echtelieden Antonius van Lidt en Catharina de Putt 81 gulden gaf voor een glas in het koor der kloosterkerk; hij werd 17 Sept. 1637 tot kerkmeester en tevens tot provisor van Wylderhoven (Wylre- en Hulsforthof) aangesteld, welke ambten hij tot zijn dood bekleedde. Met zijn tweede echtgenoote komt hij herhaaldelijk in de overdrachtsregisters van Venlo voor. Hun in kleuren geschilderde wapens, met daarbij het jaartal 1619, bevinden zich op een antieke kast in het stedelijk museum van Geldern.
Hij huwde Anna Moeitz, dochter van Theodorus (vgl. artikel) en van Elisabeth van Oeyen, en hertrouwde 20 Jan. 1619 Hedwigis van Beringen, dochter van Joannes (vgl. dl. VIII, kol. 87) en Johanna van Oosterwijk. Uit het tweede huwelijk o.a. Marcellus (dl. VI, kol. 461); Conrardus (ged. 10 Dec. 1623, begr. 17 April 1684), medicinae doctor, werd 24 Dec. 1654 tot provisor der weezen aangesteld tot 1656, was ook secretaris der stad en het land van Wachtendonck 1656-77; Anna Catharina (ged. 16 Nov. 1625); zij was kanunnikes van het convent Keyzerbosch onder Neer sedert 1647; als uitzet bracht zij mede haar aandeel in den Broederenmolen buiten de Helpoort te Venlo gelegen.
Zie: Maasgouw (1885), 1083, (1915), 16, (1920), 58; Venlosche stadsrekeningen; Stadsarchief, no. 173; M. Hub. H. Michels, Geschiedenis van Genooi, 31; Overdrachten van Venlo, d.d. 31 Oct. 1620, 14 Juli 1628, 16 Oct. 1629, 25 Oct. 1630, 15 Jan. 1632, 10 Maart 1639, 3 Aug. 1647, 5 Dec. 1656 en 11 Jan. 1677 in de overdrachtsregisters van Venlo op het rijksarchief te Maastricht: Jan Verzijl, Genealogie Duycker (m.s.); dez., Het aloude schepengeslacht Duycker in Nieuwe Venlosche Courant d.d. 27 Mei 1930.
Verzijl