hollanders wierpen uit hun marsen allerlei brandbare stoffen op het vijandelijke admiraalschip, zoodat de Spanjaarden het dek moesten verlaten en in het ruim moesten vluchten van waar uit zij zich hardnekkig bleven verdedigen. Te midden van dezen vuurregen sprong Jan Haring over op de Inquisitie, klom naar de mars, verjoeg de bezetting daarvan, scheurde de vlag van de steng en daalde er mee naar beneden tot dat hij door een der luiken werd dood geschoten. Tusschen de andere schepen was de strijd even hevig. De verliezen der Spanjaarden werden zoo groot, het aantal gesneuvelden en dooden nam zoo toe, terwijl de vlag van het admiraalsschip naar beneden was gehaald, dat zij den strijd opgaven. De vice-admiraal van Boshuyzen met de meeste schepen nam de vlucht. Intusschen dreef het spaansche admiraalsschip, al vechtende met de drie vastgeklampte schepen naar lager wal en de diepgaande Inquisitie geraakte bij den Nek aan den grond.
De invallende duisternis maakte geen eind aan den strijd, de Spanjaarden bleven zich hardnekkig verweren. Uit Hoorn, Schellinkhout, Wijdenes en Enkhuizen werden voortdurend versche strijders aangevoerd en zoo duurde de strijd den geheelen nacht door totdat in den namiddag van 12 October alle middelen van verdediging waren uitgeput en Bossu geen anderen uitweg zag dan zich over te geven. Hij bedong voor zich een grafelijke gevangenis en voor zijn volk een behoorlijke gevangenschap en zoo veel mogelijk uitwisseling tegen gevangenen van den kant der Geuzen. Kort na de overgaaf kwam Sonoy met versche troepen aan boord van het admiraalsschip en bekrachtigde als gouverneur de getroffen overeenkomst. Alva's plannen tegen het Noorderkwartier, hoe goed ook voorbereid, waren dus van de land- en van de zeezijde mislukt.
Admiraal Dirksz. bleef als burgemeester van Monnikendam tevens als admiraal van Noord-Holland werkzaam. In Mei 1574 verschenen onverwachts 12 waterschepen van Amsterdam bij den Nek en bemachtigden op de reede van Hoorn een schip met graan, voor men bemerkte dat het vijanden waren. De Inquisitie, die dicht bij het Hoofd lag, werd dadelijk met eenige schepen naar buiten gezonden om den vijand na te zetten. Dirksz., die juist te Hoorn kwam, liet zich aan boord brengen en zat den vijand zoo op de hielen dat deze het veroverde schip niet kon meevoeren en het in brand stak. De onzen bluschten het vuur en brachten het schip behouden terug.
In November 1576 geleidde admiraal Dirksz. den graaf van Bossu naar den Prins te Middelburg, waar hij, krachtens de pacificatie van Gent, in vrijheid werd gesteld.
De Prins wilde admiraal Dirksz. in 1578 aanstellen tot vice-admiraal van Holland onder admiraal van Warmond, maar de Gedeputeerden van het Noorderkwartier verzochten den Prins daaraan geen gevolg te geven, daar ook admiraal Dirksz. zelf daarmee niet zou instemmen. Zij stelden voor hem te bevorderen tot admiraal der Zuiderzee. Het is echter niet bekend of dit heeft plaats gehad.
Bij Besluit van 10 Maart 1578 der Gedeputeerde staten van het Noorderkwartier werd admiraal Dirksz. vereerd met een schenking van elfduizend gulden wegens aan het vaderland bewezen diensten. Zijn nakomelingen namen den familienaam Admiraal aan.
Zijn geschilderd portret bevindt zich in de raadzaal van het stadhuis van Monnikendam. Een door Jan Albertsz Rotius (dl. VIII, kol. 1276) geschilderd portret bevindt zich in particulier bezit. Een door