[Cuyck, Albertus heer van]
CUYCK (Albertus heer van), overl. in 1233, zoon van Hendrik (2) (die volgt) en Sophia van Rhenen. Hij volgde zijn vader als heer van Cuyck en van Herpen en als burggraaf van Utrecht op. In 1206 was hij getuige bij het opstellen der huwelijksvoorwaarden tusschen Gerard, oudsten zoon van Otto graaf van Gelder en Margaretha, dochter van Hendrik I hertog van Brabant; den 4. Maart 1220 droeg hij het burggraafschap van Utrecht over aan Otto II bisschop van Utrecht, als wiens getuige hij in Sept. 1222 in een oorkonde voorkomt. Den 6. Dec. 1232 was hij met Arnold heer van Wezemale bemiddelaar in een geschil tusschen Gillis van Breda en Hendrik I van Brabant. Zijn echtgenoote Adelheid van Voorn schonk hem drie zonen: Hendrik (3) (die volgt), Reinier of Rutgerus, heer van Herpen, en Diederik, tiende burggraaf van Leiden (overl. in 1276) gehuwd met Christina van Leiden.
Zie: Jan Wap, Geschiedenis van het land en der heeren van Cuyk (Utrecht 1858), 53-54, 250-251.
Verzijl