overige Zeeland zeer radicaal was, ook doordat hier alle oranjemannen meer dan elders in die provincie als kiezer geweerd werden, werd hij bij zijn aftreding 2 Aug. 1797 door een radicaal vervangen. Hij was dus tijdens den eersten staatsgreep ambteloos en werd na den tweeden van 12 Juni 1798 op 15 Juli d.a.v., nu voor het district Goes, door het Uitvoerend bewind tot lid van het Vertegenwoordigend lichaam benoemd.
Als zoodanig werd hij door zijn medeleden gekozen tot lid der Tweede (= onze Eerste) Kamer. Van 5 tot 19 Mei 1800 was hij president van dit lichaam. Op 29 Mei 1800 werd hij door een ingezetene van het district Goes vervangen.
Op 14 Dec. 1801 na den derden staatsgreep werd hij door het Staatsbewind tot lid van het Wetgevend lichaam benoemd. Hij bleef dit tot dit lichaam door den raadpensionaris Schimmelpenninck ontbonden werd. Nu werd hij 6 Mei 1805 benoemd tot lid van het slechts uit 19 leden bestaande, door dezen ingestelde Wetgevend lichaam. Hij was het eenige lid daarvan voor Zeeland. Op 5 Sept. 1806 werd hij lid van het, nu uit 39 leden bestaand, Wetgevend lichaam. Hij bleef dit tot de inlijving van Zeeland bij Frankrijk en werd niet opgenomen in het fransche Wetgevend lichaam.
Hij was sedert ambteloos, alleen werd hij 16 Aug. 1814 nog door den Souvereinen vorst benoemd tot lid der Provinciale staten van Zeeland, maar wegens den toestand zijner gezondheid verzocht hij reeds kort daarna ontslag, dat hem 15 Dec. d.a.v. eervol verleend werd.
Hij huwde 29 Juli 1771 Catharina Henriëtta van Tilburgh, geb. 21 Febr. 1745, overl. 9 April 1789, wed. van Jacobus Loke, bij wie hij 4 zonen en 2 dochters (van wie een jong stierf) had, van wie de jongste voorgaat. Daarna is hij gehuwd met Jacomina Boeye, geb. 1747, overl. 1814, bij wie hij een dochter had.
Zijn door een onbekende gegraveerd portret komt voor op een verzamelblad.
Ramaer