[Cralingen, Willem van]
CRALINGEN (Willem van), ridder, geb. omstreeks 1335, overl. in of na 1405, jongste zoon van Gillis (1) en van jkvr. Badeloge van Hodenpijl.
Den 31. Mei 1364 was hij ridder en maakte toen met zijn broeder Ogier (4) een deeling en scheiding van de goederen, die zij tot dan toe in het gemeen hadden bezeten, gelijk die hun waren aanbestorven van ouderszijde en van hun grootvader Arent van Hodenpijl (van Mieris, Groot Charterboek, III, 162). Hij ontvangt daarbij alle erven en renten in het ambacht Polre (Stormpolder) en binnen het baljuwschap van Delfland, in Hodenpijl, in Maasland, in Vlaardingen, in des abts recht van Egmond behalve de erfenis, die hun was aangekomen van hun oom Jan van Sassenem. Ook kreeg hij het huis op het Roode zand te Rotterdam, grenzende aan Bulgerstein, dat aan zijn nicht jkvr. Meyne van der Doertoghe had behoord. Hij hield het ambacht van Sluipwijk en van Stormpolder in achterleen van zijn broeder, die hem helpen zou de beleening te krijgen van den graaf van Holland en van de heeren van de Lecke. Hij werd dan ook met Stormpolder beleend; van Sluipwijk schijnt hij alleen de helft, het westelijk deel te hebben ontvangen, althans het oostelijk deel behoorde later aan de van de Lecke's die Honingen bezaten. Overigens zouden de broeders elkander in alle dingen bijstaan. Willem bezegelt dit stuk met een gehelmd schild beladen met een 8-puntige ster.
Willem v.C. bewoonde waarschijnlijk het aanzienlijke huis op het Roodezand, hierboven vermeld en dat nog tot woning verstrekte aan zijn kleinzoon Floris (zie hiervóór). In 1367 kocht hij van Jan Aerndt drie morgen lands, te houden ten rechten leen (Rijksarchief). In 1374 en 1390, toen de groote sluis te Spaarndam werd besteed, was hij heemraad van Rijnland en in 1395 en 1405 heemraad van Schieland (v. Leeuwen, Batavia Ill). In 1398 werd hij door Albrecht opgeroepen tot den krijgstocht tegen Friesland, volgens van Mieris, III, 673, met 5 man, volgens Schwartzenberg (Groot Placc. boek I, 270) met 4 gewapenden. Hij moet toen al bejaard geweest zijn en vrij bemiddeld, daar hij hertog Albrecht ten behoeve van zijn friesche oorlogen met belangrijke geldsommen had gesteund. In 1404 erkende de hertog aan W.v.C. 6046 ponden en 4 schell. schuldig te zijn (Rijksarchief).
Willem van C. was volgens v. Leeuwen, Bat. Ill., gehuwd met Christina van