[Cralingen, Floris van]
CRALINGEN (Floris van), geb. omstr. 1420, overl. 1472, zoon van heer Gillis (2); zijn moeder was een van Swieten. Hij was heer van Rodenrijs. Craandijk gist dat hij dit goed uit de nalatenschap van zijn oom Daniël heeft verkregen. Afgezien van de bewering dat Daniël het heeft bezeten, wat niet blijkt (men meent dat zijn vrouw het aanbracht) is het meer aan te nemen dat Floris' vader het reeds in eigendom had, als erfenis van zijn eigen vader. Floris ontving 30 Nov. 1454 ook uit de nalatenschap van zijn vader: de steenplaats en 12½ morgen land in den polder (Stormpolder), land in Krimpen, in Ouderkerk (aan den IJsel), in Lys (Lisse?) en een windmolen buiten Leiden (Overvoorde, Arch. der Kerken I, p. 238, no. 233). Hij was voorheen poorter der stad Delft geweest, maar 8 Maart 1454-55 was hij sinds 12 à 13 jaar uit het poorterschap ontslagen en had daarvoor zijn pondgeld betaald (Overvoorde, Arch. Kerken, R. 233). Hij wordt gezegd in 1460 (met zijn oom Daniël v.C.) tegenwoordig te zijn geweest bij de kroning van den franschen koning. Hij verkoopt 8 Mei 1461 goed te Wassenaar (Overvoorde, Kloosters, R. 1246) en wordt 13 Aug. 1463 vermeld bij gelegenheid dat zijn zwager Wouter van Mathenesse land te Wassenaar verkocht, waarvan een gedeelte ook aan Floris had behoord (Overvoorde, Gasthuizen, R. 1781). Als zoon van heer Gillis geeft hij in 1465 als laicus-collator toestemming om van de vicarie in de kerk te Wassenaar (‘Cralinx vicarye’), door heer Gillis gesticht, er twee te maken (Kron. Hist. Gen. (1850), p. 227, 228); begin Juli 1467 ging hij met andere edelen naar Haarlem om den eed aan den landsheer af te leggen. Het laatst kwam hij ons voor 20 Oct. 1469, wanneer hij aan jkvr. Janne van
Amerongen, weduwe van Dirk van der Does, tot een vrij eigen de helft van 18 morgen lands aan de Landkade tusschen den Rijn en den Achterdijk in Leiderdorp geeft, nadat zij hem een stuk land in IJselmonde heeft opgedragen en daarna van hem in leen heeft ontvangen (Overvoorde, Gasthuizen, R. 763).
Vermoedelijk is hij in 1472 overleden.
‘Agter 't Hof van (heer?) Floris van Kralingen in 't vervalle slot Bulgerstein, omtrent het jegenwoordige zoo genaamde Bombazijne kerkhoff’ klom een deel van het krijgsvolk van jhr. Frans van Brederode in den nacht van 21 Nov. 1488 over den stadswal. Zóó verhaalt de rotterdamsche geschiedschrijver van Alkemade in zijn boek over den Jonkerfransen-oorlog.
Floris was toen echter al lang overleden en de rotterdamsche historicus Simon van der Sluys, wiens m.s. op het gem. archief te Rotterdam berust, anders vrij geloofwaardig, vergist zich wat Floris aangaat verscheidene malen.
F.v.C. huwde met Elisabeth van Cats, geb. omstr. 1435, overl. 1477, dochter van Jacob en van Margaretha Oem van Wijngaarden Zij hertrouwde met Adriaan van der Does, rentmeester van de abdij van Rijnsburg. Uit haar eerste huwelijk sproten: Gillis van C., geb. 1468, stichter van de kapel der Cralingen's in de Groote Kerk te Rotterdam 1490, echtgenoot van Gerardina van