[Cornelissen, Mr. Jacob]
CORNELISSEN (Mr. Jacob), geb. te Steenwijk 2 Sept. 1808, overl. te Meppel 14 Jan. 1875, was de zoon van Jan Cornelissen en Maria Geertruid Stuart.
Hij werd als student te Utrecht ingeschreven 7 Juni 1826 en promoveerde aldaar 22 Juni 1830 in de rechten op een dissertatie De iis, qui mentis non sunt compotes, secundum cod. civ. Hij zette zich als advocaat te Steenwijk neder en werd 1 Juni 1839 in het plattelandsdistrict Steenwijk tot lid der Provinciale staten van Overijsel gekozen. Op 30 Nov. 1840 werd hij benoemd tot burgemeester zijner woonplaats en 6 Nov. 1847 tot schoolopziener.
In dezen tijd bestond de bepaling, dat een der leden van de Staten om de 6 jaren afwisselend voor de districten Steenwijk en Hasselt gekozen werd; bij Cornelissen's aftreding werd 3 Juni 1845 in zijn plaats een bewoner van het district Hasselt gekozen.
De Staten, die dit een groot verlies voor de publieke zaak achtten, wilden het goedmaken en kozen hem 17 Juli 1845 tot lid van de Tweede Kamer, maar hij nam deze benoeming niet aan. Ook verzocht hij ontslag als burgemeester, dat hem 1845 eervol verleend werd.