hij heeft den eed als zoodanig gedaan en heeft zitting genomen. Hij bleef lid tot den belgischen opstand. Hij heeft die ruim 7 jaren, behalve als rapporteur, nooit het woord gevoerd.
Hij werd 17 Oct. 1830 in het kiesdistrict Brugge tot lid der belgische Nationale vergadering en 29 Aug. 1831 in hetzelfde district tot lid der Kamer van vertegenwoordiging gekozen. Op 4 Oct. 1832 werd hij tot president der rechtbank van eersten aanleg te Brugge benoemd. Zijn medeleden kozen hem voor het zittingjaar 1833-34 tot vice-president der Kamer.
In 1848 werd een wet ingevoerd, die het kamerlidmaatschap onvereenigbaar verklaarde met een rechterlijke betrekking. Daar hij aan de laatste de voorkeur gaf, nam hij toen ontslag als Kamerlid. Op 5 Juni 1850 verkreeg hij op verzoek eervol ontslag als president der rechtbank.
Hij werd in 1816 in de ridderschap van West-Vlaanderen opgenomen.
Hij huwde 3 Nov. 1803 Thérèse Marie Joséphine Cathérine Stochove, geb. 14 Mrt. 1782, overl. 1 Dec. 1818, bij wie hij 4 zonen en 2 dochters had.
Hij noemde zich naar zuidnederlandsche gewoonte Coppieters-Stochove.
Ramaer