[Borgring, Hermanus]
BORGRING (Hermanus), geb. te Leeuwarden, gedoopt 21 Febr. 1738, was de zoon van Jan Borgring en Geertruid Elisabeth Keijert. Hij was apotheker in zijn geboorteplaats en een der heftigste patriotten. Hij werd in Febr. 1795 lid en president van het comité révolutionnair van Friesland. Hij schreef in die qualiteit aan de Staten van die provincie, dat een nieuw bestuur zou worden geïnstalleerd. De Staten vergaderden 19 Febr. en na een rede van Borgring verlieten zij zonder protest de zaal en onmiddellijk daarna begon de vergadering van de door het comité aangewezen leden in hetzelfde lokaal. Behalve lid dezer provisioneele Provinciale staten werd Borgring ook lid van den provisioneelen raad van Leeuwarden. Er werd een volkssociëteit opgericht, in welker bestuur hij eveneens zitting kreeg. Wegens hun radicale gevoelens en opruiing van het volk tegen het provisioneele bestuur van Friesland werden Borgring met 5 andere leden van den raad en een sergeant van de jagers als zoodanig op 15 Jan. 1796 afgezet en gevangen gezet op het Blokhuis.
Hij heeft later in de Nationale vergadering een vreeselijk tafereel van zijn lijden gedurende de 8 dagen zijner gevangenschap opgehangen. Hij was met meer geweld dan een vadermoorder uit de armen van de zijnen weggerukt, hij had op den vuilen grond, slechts met een handvol stroo onder een schamelen deken nedergelegen, en ongedierte verschool zich in het stroo al knabbelende. Daar hij dit lot daarna aan zijn tegenstanders heeft doen ondergaan, en zij wel klaagden, dat zij op elkander gepakt waren, maar niet over ongedierte, moet zijn tafereel van het lijden, dat hij slechts met enkele leden van den leeuwarder raad deelde, overdreven zijn.
Op 23 Jan. vertrokken de fransche en bataafsche troepen op bevel van de Algemeene staten uit Leeuwarden naar Groningen, op 25 d.a.v. eischte de schutterij van Leeuwarden, dat de gevangenen zouden worden vrijgelaten, en daartoe werd door het voorloopige bestuur denzelfden dag besloten. Den 26en werden zij weder aangesteld en denzelfden dag werden een aantal leden van het provinciaal bestuur afgezet en sommigen gevangen gezet, terwijl anderen vluchtten. Op 10 Febr. kwamen, nadat de troepen te Leeuwarden teruggekomen waren, ook de gevluchten terug in de vergadering en werden de gevangenen bevrijd; op 22 Febr., nadat de troepen naar Groningen waren gemarcheerd, waren de bordjes weder verhangen, en nu was Borgring weder lid van den raad.
Op 30 Mrt. 1796 werd Borgring in de kiesdistricten Leeuwarden, Oosterwierum en Berlikum tot lid der Nationale vergadering gekozen. Ingevolge loting nam hij voor Leeuwarden zitting. Hij behoorde tot het 6-tal leden uit Friesland, die alle radicale maatregelen ondersteunden, maar hij sprak weinig.
Waarschijnlijk is, dat hij na 1½ jaar ondervond, dat zijn apotheek door zijn lidmaatschap achteruitging, althans bij de nieuwe verkiezing op