[Boreel, jhr. Lucas]
BOREEL (jhr. Lucas), geb. te Amsterdam 1 Sept. 1780, overl. op ‘Westerhout’ te Beverwijk 23 Jan. 1854, zoon van Willem, 7e baronet, schepen en raad van Amsterdam, en van Maria Trip.
Hij was houtvester, lid der Provinciale staten van N. Holland en luitenant-kolonel, commandant der mobiele haagsche schutterij (895 man, behoorende tot de 1e divisie, brigade Schuurman), aan wier hoofd hij in 1831 den Tiendaagschen veldtocht meemaakte.
Hij kocht in 1815 van de erven van Pieter de Veer (overl. 18 Sept 1814) de hofstede ‘Westerhout’, brak het oude, omstr. 1625 gebouwde, huls af en verving het door een nieuw, dichter bij Beverwijk gelegen, dat in 1897 op zijn beurt voor het tegenwoordige moest plaats maken.
Hij was bij Kon. besl. van 9 Jan. 1821, no. 90 in den adelstand verheven (diploma van 20 Oct.) en werd in 1822 toegelaten tot de ridderschap van N. Holland. Den 24. April 1811 huwde hij te Velsen Jeanne Sara Marie gravin van Limburg Stirum (1791-1848), dochter van graaf Willem Bernard (dl. VII, kol. 768) en van Johanna Sara Bicker. Zij wonnen 4 kinderen, waarvan jhr. Jacob Otto Bernhard, gehuwd met jkvr. C.M.U. Dedel, den stam voortzette en jkvr. Agneta Leopoldina Maria met Mr. W.J. d'Ablaing van Giessenburg (dl. IV, kol. 8) was gehuwd. De beide andere kinderen bleven ongehuwd.
Zie: Nederl. Adelsboek (1928), 207; Adelsarchief (1901), 208; Mdbl. Ned. Leeuw XL, 330; Bosscha, Neerl. Held. te Land2 III, 528.
Regt