[Bocholtz, Willem van en tot]
BOCHOLTZ (Willem van en tot), of van Boeckholt, geb. in 1523, overl. te Luik 20 Mei 1595, zoon van Arnold en van Alexandrina Francisca Vinck tot Langefeld. Hij werd verschreven onder de ridderschap van de Veluwe 1555-86, was drost van Wageningen 1555-80, huwde met Oda van Cortenbach (overl. te Luik 27 Mrt. 1616), dochter van Willem, heer van Helmond, en van Anna van Honseler. Hun kinderen waren: Arnold (geb. 1561, overl. te Luik 21 Dec. 1632), domproost te Hildesheim en proost van Tongeren, domheer van Luik en Munster, geheimraad van den bisschop van Luik; Godfried, baron van Bocholtz en Cortessem, Orey en Grosstelt, grootmeier en raad van den keurvorst van Keulen. tevens bisschop van Luik, gouverneur van het land van Grevenbroeck en Peelt (overl. 24 Febr. 1638), huwde eerst Margaretha van Boedtberg, erfgename van Breberen (overl. in 1599), daarna in 1602 Margaretha van Groesbeeck, erfgename van Orey (overl. 28 Febr. 1662); Johan, die door straatroovers werd vermoord; en Willem, domheer te Luik, Munster en Hildesheim.
Zie: W.J. d'Ablaing van Giessenburg, De Ridderschap van de Veluwe, 54; Johann Finken, Geschichte der ehemaligen Herrlichkeit Lobberich (Lobb. 1902), 102.
Verzijl